Author profile picture

Thuis plas je toch het comfortabelst? Toch gaan we voor urineonderzoek meestal naar het ziekenhuis. Plassen op een ziekenhuistoilet met een verpleegkundige achter de deur. Of je urine wegbrengen in een potje. Sensoren in een weegschaal en een app kunnen ervoor zorgen dat dat onderzoek ook vanuit de wc thuis kan. Het zijn nu nog experimenten, maar er is een verschuiving gaande. Monitoring van gezondheidsparameters kan steeds beter vanuit thuis.

Met zogenoemde mHealth-toepassingen. Het is een afkorting voor mobile Health en onderdeel van eHealth, dat met informatie- en communicatietechnologieën toepassingen ontwikkelt die de  gezondheid en gezondheidszorg kunnen ondersteunen of verbeteren. mHealth duidt op bijvoorbeeld thuismonitoring. Zo kan een diabetespatiënt bijvoorbeeld met een app zijn suikerwaardes en koolhydraatinname bijhouden. Desgewenst kan hij dit delen met zijn arts of diabetesverpleegkundige. Ook zijn er toepassingen voor mensen met een longaandoening of een hartziekte. De Belgische start-up FibriCheck ontwikkelde een app die hartslag en hartritme vanuit thuis meet.

327.000 gezondheidsapps

mHealth doemde als term tien jaar geleden voor het eerst op. De Britse organisatie ORCHA (Organisation for the Review of Care and Health Applications) verzamelt en beoordeelt nieuwe en vernieuwde versies van eHealth-applicaties. Begin dit jaar kwam zij met een rapport over mHealth.   Daarin staat onder meer dat er in de afgelopen tien jaar 327.000 gezondheidsapps zijn gemaakt en dat er elke dag 5 miljoen gezondheidsapps worden gedownload. Deze groei is vooral te zien in de fitnessbranche. mHealth is nog geen wezenlijk onderdeel van de gezondheidszorg, waar het vooral van meerwaarde is, zo staat in het rapport te lezen.

De coronacrisis geeft wellicht een boost aan meer thuismonitoring, om zo de ziekenhuizen minder te belasten. Zo is er het studententeam van de Technische Universiteit Eindhoven, Recover@Home, dat  de thuisrevalidatie mogelijk maakt van ex-coronapatiënten die op de intensive care hebben gelegen. Bij die ontwikkeling is huisarts in opleiding, Bas Horn, betrokken. 

Thuismonitoring diabetespatiënten

Voor hij geneeskunde ging studeren, volgde hij de bachelor biomedische technologie in Eindhoven. Horn wil graag met technologie de gezondheidszorg verder ontwikkelen. Sinds anderhalf jaar behandelt hij patiënten. Voor zijn masterthesis onderzoekt hij de mogelijkheden van thuismonitoring bij diabetespatiënten. Het voorbeeld van het urineonderzoek is uit een van de projecten waarbij hij tijdens zijn studie geneeskunde betrokken was. “Met een automatische verbinding tussen de weegschaal een een app, kreeg iemand inzicht of hij op een goede manier plast. Die informatie kon hij weer delen met een arts via een online platform.” 

Volgens Horn is de kracht van thuismonitoring vooral de continuïteit waarin het gebeurt. “Nu is het vaak zo dat een patiënt eens in de maand naar de dokter gaat om zijn bloeddruk te laten meten. Is die te hoog, dan zegt de arts ‘u moet meer bewegen en gezonder eten’. De patiënt gaat weg en als hij na een maand terugkomt, is het nog maar de vraag of hij dat gedaan heeft.” Er ontstaat een completer beeld als gewicht, aantal stappen en bloeddruk dagelijks bijgehouden worden. Zo krijgt een patiënt ook zelf inzicht in het effect van meer beweging en afvallen op zijn bloeddruk. Zijn gedrag zal dan eerder veranderen, stelt Horn. “En die parameters zijn goed thuis te monitoren.”

‘Witte jas hypertensie’

Sowieso krijg je een iets hogere bloeddruk als je bij de huisarts bent, zegt Horn. “Dat noemen we de ‘witte jas hypertensie’.” Al dragen artsen nu geen witte jas meer, in de spreekkamer van de huisarts zitten, is geen normale situatie en levert wat meer spanning op, aldus Horn. 

Ook krijg je een meer objectieve waarneming van de situatie, als je elke dag je bloeddruk bijhoudt, of je slaappatroon. Horn: “Vaak geven mensen een subjectief antwoord op de vraag hoe het met ze gaat.”

Een smartphone kan objectieve gegevens opleveren, die je langere tijd kunt verzamelen. Hoe lang je bijvoorbeeld met iemand belt of chat. Die informatie zou in de toekomst gebruikt kunnen worden als indicator voor bijvoorbeeld hersenziekten. Hoogleraar Neurologiebiologie van Gedrag Martien Kas van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) paste mHealth toe in zijn onderzoek om gedrag objectiever en langdurig in kaart te brengen. 

Eigen interpretatie

Wetenschappers meten het gedrag van mensen vooral via interviews en vragenlijsten. Daar zit een risico van subjectiviteit in. De interviewer dan wel de patiënt zelf heeft een eigen interpretatie van de vragen. En zo’n vragenlijst is vaak eenmalig, zegt Kas. Er is ook observatieonderzoek, alleen dat gebeurt meestal in een klinische setting. Wat niet de natuurlijke situatie van een patiënt is.

Smartphonegegevens kunnen iets zeggen over: hoe vaak iemand communiceert met anderen, of hoe vaak iemand nieuwe plaatsen bezoekt. “Als je deze gegevens over langere tijd meet, kan dat iets zeggen over veranderingen in, bijvoorbeeld, sociaal gedrag.” De onderzoeksgroep van hoogleraar Kas ontwikkelde een digitaal platform waarmee ze tracht betekenis te geven aan de verzamelde ruwe data van de smartphone. Kas: “Zoals verschillende aspecten van sociaal gedrag onderscheiden. Dat kan belangrijk zijn voor vroege detectie van hersenziekten of beter helpen bij hersenziekten of aan het beter begrijpen van sociaal gedrag.”

Bij dit soort onderzoek komt al gauw de vraag hoe het zit met de privacy. Kas’ onderzoeksgroep besteedde dan ook veel tijd aan dit vraagstuk, benadrukt de hoogleraar. “Alle privacygevoelige gegevens zijn versleuteld, zoals telefoonnummers en namen. Onderzoekers weten niet met wie iemand praat. Ook de inhoud van de gesprekken een tekstberichten registeren we niet.”

Betrouwbaarheid

Er is ook veel informatie beschikbaar via onder meer Fitbits, zoals het aantal gemaakte stappen per dag en je slaapgedrag. De data uit een Fitbit zijn niet bedoeld voor medische doeleinden. Een app of online platform moet daarvoor in Europa een CE-keurmerk hebben en in Amerika zijn goed gekeurd door de FDA. Daarmee toont het aan of het betrouwbaar en accuraat meet. Horn: “Je wilt niet dat door de foute meting van je bloeddruk, je andere medicatie krijgt en daardoor een nog groter probleem hebt.”

Over het algemeen gebruikt een huisarts de informatie uit een apparaat als een Fitbit nog niet, zegt Horn. “Laat die informatie bijvoorbeeld zien dat iemand een verhoogde hartslag heeft, dan volgt voor het medische traject toch een hartfilmpje.” Horn verwacht dat de komende tien jaar daar wel verandering in gaat komen.

Er is bij sommige artsen en verpleegkundigen nog weerstand om op techniek te vertrouwen, merkt Horn. Ook is het lastig te zeggen wie welke verantwoordelijkheid draagt. “Als een patiënt elke dag zijn bloeddruk automatisch laat meten, is de arts dan verplicht daar elke dag naar te kijken?”

Hulpmiddel

Daarbij gaat het vooral om informatievoorziening, zegt Colette Cuijpers lector Recht en Digitale Technologie aan de Juridische Hogeschool Avans. “Als een arts een app voorschrijft en hij doet het voorkomen alsof het een complete vervanging is van zijn consult, dan kan hij daar wel aansprakelijk voor gesteld worden.” Hij geeft dan niet de juiste informatie, aldus Cuijpers. “Als hij duidelijk uitlegt aan de patiënt dat het geen vervanging is van zijn consult, en het puur een hulpmiddel is, waarbij jezelf contact moet opnemen als er iets verandert, dan ligt de verantwoordelijkheid bij de patiënt om er iets mee te doen.”

Ook Cuijpers herkent de angst van artsen over de eventuele onbetrouwbaarheid van technologie. “Wat is hun rol als die technologie het verkeerd heeft?” Daar een antwoord op vinden is een samenspel van verschillende disciplines, gaat Cuijpers verder. “Gedragswetenschappers onderzoeken wanneer er voldoende vertrouwen is in de technologie. En wanneer gaan we er teveel op vertrouwen? De  technologie als zodanig: hoe ver is de technologie? Wat kun je ermee? Juridisch inbouwen van garanties en waarborgen en die op papier zetten. En dan natuurlijk het medische gedeelte wat kan technologie bijdragen aan het menselijke aspect van zorg? Bijvoorbeeld bepaalde patronen herkennen van ziektes zoals kanker. Een algoritme kan zo’n patroon veel beter herkennen dan het menselijk oog.”

Harde waarschuwing

Daarbij is natuurlijk altijd nog een arts nodig om te verifiëren, benadrukt Cuijpers. Net zoals je een moedervlek kan scannen met een app. “Daarbij staat ook de vermelding: dit is geen medische diagnose dit is een voorspelling. Als die voorspelling is dat iets foute boel kan zijn, dan is dat een harde waarschuwing om naar de dokter te gaan om ernaar te laten kijken.”

mHealth kan in de toekomst efficiëntere zorg opleveren, stelt Cuijpers, “Dat is ook nodig omdat we vergrijzen en er steeds minder menskracht is om de zorg te kunnen verlenen. Als het op een goedkopere, efficiëntere en verantwoorde wijze kan, dan ben ik er zeker voorstander van. Als jurist kijk ik naar het juridische kader. Wat zijn mogelijke consequenties en hoe kunnen we risico’s zoveel mogelijk indammen?”

Over tien jaar zal zelfmonitoring en zorg op afstand normaal zijn, zo blijkt ook uit het rapport van ORCHA. Maar voor het zover is, is er nog wel wat ‘samen’ werk te verrichten.

Ook interessant: Wenselijke of niet: een app die je leven redt, maar ook je data deelt met de commercie