We staan nog steeds aan het begin van de versnellingsfase, zegt Donald van den Akker, themacoördinator voor duurzame ontwikkeling bij kennis- en netwerkorganisatie Platform 31. “De energietransitie kent een hele lange aanloop. Vijftig jaar geleden wisten we al dat er een klimaatverandering gaande was. Sommige mensen deden er iets aan, vaak vanuit een idealistische motivatie. Gaandeweg werd er af en toe een huis verduurzaamd. Maar dat schoot allemaal niet op. Dat waren steeds kleine pilots.”
Die periode ligt volgens Van den Akker achter ons. “Niet meer her en der een huis verduurzamen, maar alle gebouwen van het aardgasnet afkoppelen.” Vanuit het Parijsakkoord van 2015, heeft de Nederlandse overheid, in 2018, het klimaatakkoord opgesteld. Met als belangrijkste doel de CO2-uitstoot in 2030 met 49 procent te verminderen vergeleken met 1990 en in 2050 met 95 procent. En de versnelde afbouw van de Groningse gaswinning maakt het urgenter om over te stappen op duurzame warmte.
Verplichten
Bij de transitie kiest het Rijk voor een wijkgerichte aanpak waarin onder meer 46 proeftuinen werken aan de overstap naar aardgasvrij . “De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering. En die hebben instrumenten nodig om hun plannen ook echt te kunnen realiseren en te versnellen.” Aan die instrumenten ontbreekt het vaak nog, stelt Van den Akker.
Zoals wetgeving, geeft hij als voorbeeld. “In de Utrechtse wijk Overvecht-Noord (een van de proeftuinen, red.) is nog maar een klein aantal woningen dat aardgas alleen gebruikt om te koken. De gemeente wilde eigenaren verplichten van het aardgas af te gaan.” Daarvoor wilde de gemeente Utrecht gebruik maken van de Crisis- en herstelwet. Uiteindelijk belandde een voorstel hiertoe in de Tweede Kamer. Voor de Tweede Kamer ging verplichten te ver. “Zonder die verplichting heb je als gemeente geen stok achter de deur. Dan moet een gemeente zich in allerlei bochten wringen om mensen toch zover te krijgen.”
Voor hoogleraar Anke van Hal, hoogleraar Duurzaam Bouwen bij het Centrum voor Ondernemerschap, Bestuur & Sturing aan Nijenrode Business Universiteit, is verplichting niet de oplossing. “Je hebt het over mensen die gevraagd wordt hun spaarpot in te zetten voor de energietransitie. Zij hebben vaak allerlei andere plannen met hun geld en worden niet blij van een verplichting. De uitdaging ligt bij mensen enthousiast te krijgen voor de energieopgave.” Volgens haar zijn er nog veel andere wegen te bewandelen totdat aan verplichting gedacht kan worden.
Technische oplossingen
Zowel Van den Akker als Van Hal benoemen dat de energietransitie een langlopend proces is. Met 2050 als einddoel is een strategie nodig voor de komende 29 jaar, zegt Van den Akker. “Technische ontwikkelen maken daar deel van uit. Er zijn zoveel innovaties en elke nieuwe techniek moet zich eerst bewijzen. Van sommige innovaties kun je verwachten dat die rond 2030 grootschaliger toepasbaar zijn. Daar kun je nu rekening mee houden.”
Een veel genoemde oplossing voor een dichtbebouwde wijk is een warmtenet. Zo’n warmtenet vangt bijvoorbeeld de warmte die vrijkomt bij een afvalverbrandingsinstallatie op. En transporteert die warmte via pijpleidingen naar woningen waar het in de radiatoren terecht komt.
“Die netwerken hebben zich in de loop van de afgelopen eeuw ook steeds verder ontwikkeld. Koelen gaat bijvoorbeeld niet in een warmtenet. Met een nieuwe generatie warmtenetten kan dat wel.” En de TU Delft heeft bijvoorbeeld een proefopstelling van een zonnewarmtenet. Ook zijn er innovaties met warmtepompen, zoals de Thermo-akoestische warmtepomp van Blue Heart Energy of zonnepanelen die steeds meer energie opleveren, of stedelijke windturbulentie.
Of die innovaties voor een versnelling zorgen, is volgens Van den Akker nog maar helemaal de vraag. “Iets nieuws is nog niet vertrouwd. Mensen hebben toch koudwatervrees. Wat als het niet goed werkt en ik zonder energie kom te zitten? En de onzekerheid of je met zo’n innovatie het rendement eruit haalt dat je verwacht.”
Vertragen om te versnellen
De techniek en de financiën kunnen allemaal nog zo goed geregeld zijn, dan nog worden bewoners vaak niet enthousiast, zegt Van Hal. Volgens haar is ‘de mens’ is vaak de vergeten derde factor, naast techniek en geld. In haar essay De derde succesfactor, bij het aardgasvrij maken van wijken, beschrijft ze onder meer dat “je eigenlijk eerst moet vertragen, om te versnellen”. “Je kunt wel heel snel willen beginnen en allerlei plannen maken. Maar als je daar de bewoners niet bij betrekt, is de kans groot dat het doodloopt omdat zij het plan afkeuren. Neem je vanaf het begin de tijd en rust om met bewoners te kijken naar wat zij belangrijk vinden in hun wijk en pas je je energietransitieplannen daar op aan, dan kost het in het begin tijd, maar die tijd win je terug. Dat is de kans die een wijkgerichte aanpak biedt.”
Mensen vinden energiebesparing wel belangrijk, maar andere zaken zijn vaak belangrijker, zegt Van Hal. “Neem de interesse in dakisolatie. Als daarvoor de zolder opgeruimd moet worden, komen mensen er vaak niet aan toe. Ook al zijn er subsidies voor.” In 2010 richtte de Britse overheid het Behavioral Insights Team (BIT) op, om het Britse overheidsbeleid te verrijken met inzichten uit de gedragseconomie. Daaruit bleek dat de bewoners die dakisolatiesubsidie aangeboden kregen met een opruimservice van de zolder veel eerder “ja” zeiden dan bewoners bij wie dat niet werd gedaan. “Ze wilden die zolder toch een keer opruimen.” Zo zijn er meer voorbeelden waar de koppeling gevonden is met wat mensen belangrijk vinden, zegt Van Hal. Op de site homemates.nl staat een aantal verzameld. “Het is zoeken naar die sleuteltjes en als je die eenmaal gaat zien, dan zijn ze er op veel punten.”
Een betere buurt
Ook Van den Akker stelt dat de versnelling erin zit als je naar het totaalplaatje van een woning en wijk kijkt. “Energiebesparing, aanpak van achterstallig onderhoud en een gezond binnenklimaat. Maar ook meer groen in de buurt. Als zo’n warmtenet er komt, dan kun je dat ook meenemen. Bewoners denken dan misschien: Als we dat veranderen krijgen we een betere buurt.”
Of als criminaliteit in een wijk een rol speelt, geeft Van Hal als voorbeeld: “Dan kan je ervoor zorgen dat het hang- en sluitwerk verbeterd wordt en onveilige plekken worden aangepakt. Kijk naar wat er speelt op een locatie. Zo wordt de energietransitie meer een hefboom om het leven in een wijk te verbeteren.”
Omarm de complexiteit
De energietransitie koppelen aan wat bewoners het belangrijkst vinden is complex, stelt Van Hal. Ambtenaren moeten met bewoners praten, en een gemeente moet “ontschotten”. Iemand die met sociale zaken bezig is, praat anders dan iemand die zich bezig houdt met technische zaken, somt ze op. “Het is niet makkelijk. Ik heb ooit een promovenda gehad die promoveerde op de transitie van bestaande woningbouw en haar proefschrift heette Omarm de complexiteit. Omdat in die complexiteit kansen liggen om mensen enthousiast te krijgen.”
“Niemand kan het zich voorstellen, maar er is ooit iemand gepromoveerd op waarom de HR-ketel niet geaccepteerd werd”, blikt Van Hal terug in de tijd. “Nu is de HR-ketel standaard. Degene die het onderzocht moest opschieten, want ineens kwam er een kantelpunt.” De introductie van iets nieuws verloopt altijd moeizaam, stelt de hoogleraar. “En dan is zo’n ketel nog eenvoudig vergeleken met de aanpak van een heel huis.”
Er gebeurt echt al veel, zegt Van Hal. “Het besef dat de energietransitie nodig is en de wil om er iets aan te doen is bijvoorbeeld sterk toegenomen. Dit proces kost jaren en het gaat nooit snel genoeg. Maar het zou mij niet verbazen dat we over een paar jaar terug kijken en een soort kantelmoment zien waarna het opeens snel gegaan is.”