De oorlog in Oekraïne onderstreept dat democratie niet zo vanzelfsprekend is als we lange tijd hoopten. Maar niet alleen fysieke wapens vormen een bedreiging, ook digitaal gereedschap kan onze democratie in gevaar brengen. Als het gaat over de keerzijden van digitale technologie dan hebben we het vooral over Facebook, Google, China en natuurlijk Rusland.
Maar ook onze eigen regering en uitvoeringsinstanties overschrijden steeds vaker democratische grenzen. In de Privacyrede 2022 die ik op 17 februari uitsprak, riep ik daarom op tot hernieuwde parlementaire tegenmacht in het digitale tijdperk.
Het naadloos samenvallen van digitalisering, globalisering en democratisering zorgde aan het einde van het millennium nog voor ongekend internetoptimisme. Inmiddels heeft de digitale droom plaatsgemaakt voor de digitale werkelijkheid. Begonnen als sympathieke hemelbestormer toont het internet steeds meer trekjes van een geniepige sluipmoordenaar.
Nieuwe wondermiddelen
Enerzijds in de gestalte van megabedrijven die op basis van hun datamacht concurrenten uitschakelen, auteursrechten schenden en belasting ontwijken. Anderzijds zijn dit statelijke grootmachten die hun geopolitieke doelen realiseren door intellectueel eigendom te stelen en op grote schaal desinformatie te verspreiden.
Dichter bij huis gebeurt echter nog iets, waar paradoxaal genoeg veel minder oog voor is. De afgelopen decennia werden digitale technologieën en datasets de nieuwe wondermiddelen van democratisch gekozen regeringen in hun strijd tegen terrorisme, criminaliteit, fraude en zelfs de Corona-pandemie. De goede bedoelingen ten spijt is de nieuwe datapraktijk op gespannen voet komen te staan met belangrijke beginselen van onze democratie.
Dit blijkt uit wetsvoorstellen die de overheid doorgeschoten bevoegdheden geeft om onder de huid van burgers te kruipen. Daarbij kun je denken aan de sleepwet en de hackwet maar ook aan de de toeslagenaffaire of het Systeem Risico Indicatie (SyRI). De laatste schakel aan deze problematische ketting is de Wet Gegevensverwerking Samenverbanden (WGS). Deze risicovolle datawet maakt het mogelijk dat talloze overheidsorganisaties onderling
databestanden mogen koppelen en verwerken. Haast onvermijdelijk met onjuiste conclusies en onterechte oordelen over onschuldige burgers als gevolg.
Problematische trend
Helaas blijft het niet bij slechte wetgeving. Een andere problematische trend is dat wetshandhavers en uitvoeringsinstanties steeds vaker zelf de wet overtreden. De afgelopen jaren was dit het geval bij de Belastingdienst, de nationale politie, het leger, de inlichtingendiensten, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en verschillende gemeenten. Steeds weer was het probleem dat op onwettige wijze of zonder wettelijk mandaat digitale gegevens werden verzameld.
Wat kunnen we doen om de democratie in het digitale tijdperk te herstellen? Allereerst moeten we de mythes rondom datagebruik ontmaskeren. Data inzetten is niet per definitie ‘efficiënt’ zoals bestuurders vaak beweren. Dat data ‘anoniem’ of ‘pseudoniem’ zijn wil ook geenszins zeggen dat ze mensen niet kunnen raken. Evenmin zijn data ‘neutrale’ informatiedragers. Want datasets en rekenformules dragen altijd menselijke vooringenomenheid (biases) in zich.
Democratische principes herstellen
Ten tweede moeten we democratische principes herstellen. Het legaliteitsbeginsel schrijft voor dat de overheid alleen mag handelen op basis van de wet. Dat betekent ook dat je data alleen gebruikt voor het doel waarvoor ze ooit verzameld zijn, oftewel: doelbinding. Het principe van ‘proportionaliteit’ houdt in dat men werkt met de minimale hoeveelheid data die nodig is om het beoogde doel te bereiken, oftewel: dataminimalisatie. En het principe
van onschuldpresumptie betekent dat mensen onschuldig zijn tot het tegendeel bewezen is.
Ook als data iemand verdacht maken.
Lees hier de eerdere bijdragen van de Digitale Denkers.