Het is deze week weer bewezen: in Nederland wint de koopman het altijd van de dominee.
Het geschutter van de minister van Buitenlandse Zaken voor de voltallige Tweede Kamer was vooral zo genant omdat het plaatsvond direct na de bezielende toespraak van Volodymyr Zelensky.
Die wees ons land op het vechten tegen gemeenschappelijke onderdrukkers (de Spanjaarden, de Duitsers) en vroeg ons om extra wapens. Wapens die nodig zijn om zich het moorddadige regime van het lijf te houden, dat zijn land nu al 40 dagen zonder succes probeert kapot te schieten.
In het daarop volgende debat, moest de minister van Buitenlandse Zaken met schaamrood bekennen dat Nederland bij pogingen om sancties tegen Rusland af te kondigen, was gestuit op een muur van regels. Regels die het godsonmogelijk maken om de Russische oligarchen de voet dwars te zetten.
Noem het onvermogen. Noem het onwil. Veel maakt het niet uit. In tijden van oorlog is er dan meestal een regeringsleider die opstaat en de leiding neemt over het zooitje ongeregeld. In Nederland zegt de premier dat hij zich niet wil bemoeien met het beleid van een collegaminister.
Terwijl de temperatuur in Nederland vanaf dit weekend 2 graden omlaag moet, omdat we te weinig gas hebben ingekocht, gaat de komende maanden de volgende discussie spelen:
– planten we onze akkers vol met zonnepanelen of met vervangende gewassen?
– of zetten we misschien eens vol in op groenten uit een innovatief greenhouse?
Materiaal en middelen zijn voorhanden, nu de beslissingen nog. Tijd voor het kabinet om knopen door te hakken.