©Pixabay
Author profile picture

Om de klimaatverandering een halt toe te roepen en te voorkomen dat  de uitstoot van kooldioxide verder stijgt, zijn er technologische processen beschikbaar: CO2-afvang en -opslag bij de productie van energie uit biomassa (BECCS) en directe CO2-afvang en -opslag (DACCS). Het gaat bij beide processen om Carbon Capture and Storage (CCS).

In het ontwerp van de klimaatstrategie voor de lange termijn dat de Europese Commissie in 2018 heeft opgesteld, is vastgelegd dat de toename van CO2 en andere broeikasgassen in de atmosfeer op het grondgebied van de Europese Unie tegen 2050 tot nul moet zijn gereduceerd. Dit is een zogenaamde netto nul. Dit betekent dat er emissies zullen blijven bestaan, omdat vooral in de staal- en cementproductie, in het luchtverkeer in de landbouw, emissies niet kunnen worden vermeden. Om deze restemissies te compenseren, moeten processen die CO2 uit de atmosfeer verwijderen, de zogenaamde CDR-processen, worden gebruikt.

Dit is de stelling in het onderzoek “Unconventional Climate Protection” dat in mei van dit jaar werd gepubliceerd door de Stiftung Politik und Wissenschaft, een federaal gefinancierd onderzoeksinstituut in Berlijn. De auteurs Oliver Geden en Felix Schenuit onderzoeken de vraag hoe ‘onconventionele klimaatbescherming’ – het gericht onttrekken van CO2 aan de atmosfeer – kan worden geïntegreerd als een nieuwe aanpak in het klimaatbeleid van de EU.

Uitstoot vermijden is niet genoeg

Conventionele klimaatbescherming is gericht op het vermijden en verminderen van emissies. Onconventionele klimaatbescherming gaat over het verwijderen van CO2 uit de atmosfeer. Er bestaan verschillende natuurlijke methodes. Bijvoorbeeld herbebossing. Verdere mogelijkheden zijn de verrijking van de bodem met CO2, of de bemesting van de oceanen om de groei van plankton te bevorderen. Al deze methoden hebben hun voor- en nadelen. De auteurs van de studie gaan ervan uit dat ze allemaal samen niet op betrouwbare wijze voldoende kooldioxide uit de atmosfeer kunnen halen om de resterende emissies te compenseren.

Op middellange termijn zal de EU er niet omheen kunnen om technologische co2-opslag in haar klimaatbeleid te integreren.

Een andere mogelijkheid is om de productie van energie uit biomassa rechtstreeks te combineren met koolstofafvang en -opslag (BECCS). “Aangezien biomassa tijdens zijn groei CO2 bindt, is de combinatie van beide processen gelijk aan een netto verwijdering van CO2 uit de atmosfeer”, aldus het onderzoek. De auteurs wijzen er echter op dat deze winningsstrategie in strijd is met de voedselproductie en de biodiversiteit, aangezien de vereiste snelgroeiende planten in monoculturen worden geteeld. Een ander technologisch proces is de directe CO2-afvang en -opslag (DACCS). Door middel van chemische processen wordt het uit de omgevingslucht gefilterd en kan het vervolgens verder worden verwerkt of opgeslagen.

Waar laten we de kooldioxide?

En dat is waar het probleem begint. Slechts een klein deel van de CO2 kan worden gebruikt. Bijvoorbeeld voor de drankenindustrie of voor de productie van synthetische brandstoffen. En vroeg of laat komt zelfs dit deel weer in de lucht terecht. Om de afgevangen CO2 permanent uit de atmosfeer te halen, zou het moeten worden opgeslagen. Bijvoorbeeld in geologische formaties en in de oceaanbodems. Het proces dat bekend staat als CCS zou betekenen dat enorme hoeveelheden risicogassen ondergronds worden opgeslagen voor een onbepaald lange periode en op een groeiende schaal. Zo’n vooruitzicht is niet erg aantrekkelijk. Bovendien zijn de processen zeer energie-intensief.

Dit kan de reden zijn waarom de EU-organen nog steeds terughoudend zijn om met concrete plannen en richtsnoeren te komen voor de integratie van de onconventionele aanpak in het Europese klimaatbeleid en waarom een debat over CO2 -verwijderingsmethoden wordt vermeden. Tegelijkertijd wordt gewezen op de noodzaak ervan en worden voor dit doel onderzoeksgelden ter beschikking gesteld. In Duitsland wordt het gebruik van CCS in het kader van het klimaatbeschermingsbeleid afgewezen. Met name de milieuverenigingen hebben campagne gevoerd tegen het gebruik van deze methoden, zo vertelt Sascha Müller-Kraenner, directeur van de Deutsche Umwelthilfe.

‘Pijnlijke ingrepen zijn onvermijdelijk’

“Je kunt denken aan onconventionele klimaatbescherming. Maar niet nu. Want het gevaar bestaat dat de onconventionele methoden als vehikel dienen voor bepaalde belangengroepen om te pleiten tegen een snelle vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Maar hier zijn pijnlijke ingrepen gewoonweg onvermijdelijk. “Natuurlijk zijn de simpele maatregelen allemaal al genomen. De volgende doen echt pijn. Het doet echt pijn, in de zin dat er economische belangen mee gemoeid zijn”, zegt Müller-Kraenner.

Hij staat kritisch tegenover de CDR-procedures. Er zijn zowel ecologische als economische grenzen aan de extractie van CO2 uit de atmosfeer. De natuurlijke omgeving biedt voldoende mogelijkheden om CO2 te binden – als we deze mogelijkheden consequent benutten. Müller-Kraenner: “Het uitgangspunt moet zijn dat we het natuurlijke systeem weer herstellen. Een groot potentieel ligt ook in een andere benadering van landbouw en landschapsbeheer en in het beëindigen van de vernietiging van primaire ecosystemen. Het stoppen van de vernietiging van tropische regenwouden. Het opnieuw bewateren van wetlands. Maar natuurlijk ook in de vermindering van het aantal dieren dat in de veeteelt wordt gebruikt.” We moeten ons hierop richten in plaats van te zoeken naar oplossingen in energie-intensieve “technologische wonderoplossingen”. We kunnen niet om drastische veranderingen in onze manier van leven en economie heen als we het klimaat echt willen beschermen en onze overlevingskansen willen veiligstellen

Voorrang voor conventionele klimaatbescherming

Geden en Schenuit zien dit in principe ook zo. Daarom stellen zij voor om voorrang te geven aan conventionele klimaatbescherming, dat wil zeggen aan de vermindering van de uitstoot, boven onconventionele methoden in een verhouding van ongeveer 90:10 procent. Want ook zij zien het gevaar dat inherent is aan de strategie van onconventionele klimaatbescherming. Als er sterk de nadruk wordt gelegd op de CO2-verwijderingsstrategie, kan het paradigma van de conventionele klimaatbescherming worden geschaad en zijn effectiviteit verliezen. Verdere emissies zouden in principe gerechtvaardigd kunnen worden door te verwijzen naar de extractie van CO2, wat de inspanningen om emissies consequent te vermijden zou verzwakken. Het leeuwendeel moet worden bereikt door emissies te vermijden. CO2-verwijderingsmethoden kunnen hier slechts een aanvulling op zijn.

Klimaatbescherming versus duurzaamheid?

Zij zien echter zowel de noodzaak als het potentieel in de ontwikkeling en uitbreiding van technologische processen. Op enkele uitzonderingen na hebben Europese bedrijven en brancheorganisaties nog geen standpunt ingenomen over de aanpak van de CO2-verwijdering. Volgens de auteurs is het niet te voorspellen hoe en met welke snelheid de ontwikkeling zich zal voortzetten. “Op middellange termijn zal de EU er echter niet omheen kunnen om technologische oplossingen in het klimaatbeleid te integreren.

De hierboven beschreven technologische processen leiden uiteindelijk tot een ophoping van CO2 onder de aarde of onder de oceanen. Geden en Schenuit gaan in hun studie slechts marginaal in op de nadelen en gevaren van deze procedures. De vraag blijft onbeantwoord hoe het past in het paradigma van duurzaamheid om grote hoeveelheden kooldioxide ondergronds op te slaan voor toekomstige generaties. Er is dus nog veel ruimte voor duurzame innovaties op het gebied van klimaatbescherming.

Lees via deze link meer artikelen over CO2-reductie.