Author profile picture

Dat de coronacrisis tot een recessie leidt, staat vast. Dat levert niet alleen economische schade op. Er dreigt ook veel kennis en innovatief vermogen verloren te gaan. Zeker in een hightech gebied als de Brainportregio. Dat wil accelerator Eindhoven Engine met haar samenwerkingsverbanden en consortia tussen kennisinstellingen en bedrijven voorkomen. Dat moet tevens bijdragen tot een sneller aantrekken van de economie na de crisis.

Binnen Eindhoven Engine werken mensen met verschillende achtergronden samen aan projecten rond toegepast onderzoek. Dat concept willen algemeen directeur Katja Pahnke en wetenschappelijk directeur Maarten Steinbuch inzetten voor de economie na de coronacrisis. “Er is wel financiële noodhulp voor bedrijven, maar er is nog geen regeling voor kennis. Daar willen wij verandering in brengen”, vertelt Katja Pahnke.

Samenwerkingen tussen bedrijven en kennisinstellingen werden ook in 2009, tijdens de bankencrisis, ingezet om kennis in de regio te houden. De overheid stelde in de zogenoemde kenniswerkersregeling geld beschikbaar om werknemers van bedrijven ‘uit te lenen’ aan publieke kennisinstellingen. Daar werkten zij samen met onderzoekers en studenten aan de meest uiteenlopende projecten. “Zo bleven werkplekken bestaan, ontstond kruisbestuiving op grensvlakken van disciplines en dat leidde tot nieuwe innovaties”, legt Pahnke uit.

Maarten Steinbuch schreef eerder in een column bij IO over de uitwerking van de kenniswerkersregeling.  

Inspiratie

Die kenniswerkersregeling, de werkwijze van het befaamde Philips Natuurkundig Laboratorium en de impact van studententeams waren belangrijke redenen om te beginnen met Eindhoven Engine. Deze manier van samenwerken is voor Pahnke en Steinbuch nog steeds het uitgangspunt. Nu zijn zij in gesprek met verschillende partijen in de regio om behoeften tijdens en na de coronacrisis in kaart te brengen. Pahnke: “Een raad van commissarissen met ieder hun eigen netwerk, ervaring en achterban geeft hierin een waardevol support.”

Eindhoven Engine: Katje Pahnke & Maarten Steinbuch © Bart van Overbeeke

Snellere innovatie

“We weten nog niet precies wat de impact van Eindhoven Engine zal zijn op het behoud van kennis in de regio en het sneller aantrekken van de economie. We zien dat de impact in ieder geval groot zou kunnen zijn en voelen een sterke verantwoordelijkheid om hierin een rol te spelen”, zegt Pahnke. Volgens de algemeen directeur helpt een crisis om processen te versnellen en te filteren wat echt belangrijk is. Steinbuch vult aan: “Studententeams zijn een interessant voorbeeld. Daarin werken mensen met verschillende achtergronden samen. Zij zetten vaak in korte tijd gigantische stappen en ontwikkelen razendsnel.”

De werkwijze van projectteams binnen Eindhoven Engine lijkt op die van een studententeam. Teamleden hebben bijvoorbeeld verschillende achtergronden – het bedrijfsleven of de academische wereld – en zij moeten samenwerken op één locatie. “Dat maakt exponentiële innovatie mogelijk”, stelt Pahnke. “Door samen te werken aan diverse projecten met teamleden uit verschillende disciplines en domeinen, kun je verschillende stappen tegelijk uitvoeren. Daardoor versnelt innovatie.” Dat is anders dan de lineaire, stap voor stap, aanpak die bijvoorbeeld universiteiten normaal gesproken hanteren.

Virtueel samenwerken

Voor Eindhoven Engine gaat de komende periode veel veranderen. In het Multi Media Paviljoen op de campus van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) wordt hard gewerkt aan de dynamische ruimte waar Pahnke en Steinbuch naar verlangen. Een plek waar teamleden van projecten samenkomen en projectteams elkaar inspireren. De verbouwing is nog in volle gang, al kunnen de deelnemers elkaar de komende tijd door het coronavirus niet ontmoeten. “De co-locatie is wel een belangrijk aspect binnen Eindhoven Engine. Dus we zijn nu aan het kijken hoe dit ook virtueel vorm kunnen geven”, vertelt Pahnke.

De eerste projectteams die zich hebben aangesloten bij Eindhoven Engine gaan nu redelijk goed digitaal verder, al is het niet-fysiek bij elkaar kunnen komen echt een gemis. “De nieuwe projecten uit de vorige OpenCall2019 worden nu gecontracteerd. Dan kunnen zij van start met het onderzoek. Dit zal in deze tijden een uitdaging worden”, vertelt Pahnke. De projecten zijn uiteenlopend en hebben allemaal een ander doel voor ogen. Deze doelen zijn vaak praktisch ingesteld. Een van de projecten is bijvoorbeeld een systeem met sensoren voor gebouwbeheer om bijvoorbeeld klimaatbeheersing efficiënter te maken.

Lees hier meer over het begin van Eindhoven Engine.

Tweede oproep

De tweede oproep (OpenCall2020) voor projectteams om zich aan te melden is kortgeleden geopend. “Daarin hebben we, net als bij de eerste open call, €2 miljoen subsidie te verdelen over minimaal vier projectvoorstellen”, zegt ze. De accelerator krijgt steeds meer naamsbekendheid. “Naast de TU/e zijn ook mede-founders Fontys Hogescholen en TNO actief in het definiëren en inbrengen van onderzoeksvoorstellen in de nieuwe call. Daarnaast willen we de criteria om deel te nemen toegankelijker maken voor MKB-bedrijven.”

Iconische toepassingen

Volgens de algemeen directeur krijgen alleen de beste voorstellen toegang tot Eindhoven Engine. “Niemand wil middenmaat. We stellen dus hoge eisen aan het projectresultaat.” De valorisatie, hoe kennis terugkomt in de maatschappij, is hierbij heel belangrijk. “Deelnemers moeten goed nadenken over bijvoorbeeld de marktpositie van hun beoogde product”, stelt ze. “Het moet echt een iconische toepassing zijn, iets anders dan de producten die al bestaan.”

Dat blijkt te werken. Inmiddels zijn al 200 mensen via projecten verbonden met Eindhoven Engine. De komende tijd ziet de ontwikkeling er wellicht anders uit dan de directie in eerste instantie voor ogen had. Maar een crisis biedt ook kansen. Pahnke: “We kunnen nu laten zien dat we wendbaar zijn en het ecosysteem kunnen helpen als het er echt op aan komt.”