© StockSnap / Pixabay
Author profile picture

Je kan tegenwoordig bij geen management-tafel meer aanschuiven of je hoort de vraag ‘wat zou Google doen als ze ons waren?’. Toen ik me voorbereidde op het geven van de openings-keynote voor de wereldwijde Inchainge Connect Educator Conference stelde ik mezelf diezelfde vraag. Immers, het moest een keynote worden over innovatief hoger onderwijs en voor innovatie moet je bij Google zijn. Daarbij weet u wat ze zeggen over docenten: 12 docenten, 13 meningen. Daarom besloot ik niet mijn eigen mening naar voren te schuiven, maar de visie van een gewaardeerde ander. Ik kroop alleen niet in de geest van Google -dat vond ik toch wat weinig out-of-the-box- maar in de huid van mijn historische superheld: Leonardo da Vinci.

In de huid van Da Vinci

Da Vinci leefde in de vijftiende eeuw. Een eeuw zonder smartphones, kunstmatige intelligentie, blended learning en virtual reality. Je zou je dus af kunnen vragen wat ik bij hem te zoeken had wanneer we het hebben over innovatief hoger onderwijs in de 21ste eeuw. Walter Isaacson, die een fantastische biografie schreef over deze kunstenaar en uitvinder, is hierover heel helder: “The fifteenth century of Leonardo, Columbus and Gutenberg was a time of invention, exploration, and the spread of knowledge by new technologies. In short, it was a time like our own. That is why we have much to learn from Leonardo.” (Isaacson, 2017, pagina 9). Juist nu is de bril van Leonardo da Vinci dus relevant. Juist nu.

Tijd voor wat anders

Wat zou dit 15de-eeuwse genie doen als hij een universiteit of hogeschool zou binnenstappen en het bestuur mocht adviseren? Toen ik over die vraag ging brainstormen kwam ik op zes Da Vinci-adviezen. In de eerste plaats zou hij stellen dat het onderwijs geconcentreerd moest worden rondom een nieuwsgierige basishouding van de student. Als je vanuit nieuwsgierigheid leert, leer je heel anders dan wanneer je studiekost verplicht moet eigenmaken.

Hij zou niet willen dat studenten iets ‘voor school’ deden, maar dat ze aan de slag gingen met zaken die hen fascineerden. In de goed bewaarde to do-lijsten van Da Vinci, waarover ik al eerder deze column schreef, zie je duidelijk diens nieuwsgierige inborst terugkomen.

Observeren

Ook andere innovatoren, zoals Einstein, beklemtonen het belang van nieuwsgierigheid. Einstein: “I have no special talents, I am just passionately curious”. Da Vinci zou het hoger onderwijs dus zo inrichten dat er vrijheid in het programma ontstaat. Iets dat we ook wel portfolio-based learning noemen, zodat studenten hun eigen nieuwsgierige inborst de ruimte kunnen geven.

Ook zou Da Vinci studenten laten observeren. Hij zou, denk ik, walgen van alle modellen en canvassen die we studenten aanreiken, en die voor studenten meer een invuloefening vormen dan een daadwerkelijke uitdaging, en zou ze gewoon pen en papier geven. “Ga maar kijken hoe water stroomt”, zou hij daarom tegen zijn studenten zeggen.

In zijn eigen notitieboek schreef Da Vinci 730 verschillende bevindingen over het stromen van water. Zijn observaties kenmerkten zich door een combinatie van tekeningen en geschreven notities. En precies die combinatie is lastig in de huidige digitale tijd. Hij zou, denk ik, blij worden van de analoge Bullet Journal Methode waarbij doelgerichte observaties en notities de kern vormen. Zoals nu bij vrijwel iedere opleiding in het eerste jaar onderzoek wordt gedoceerd, zou Da Vinci in het eerste jaar van iedere opleiding ‘observatie’ doceren. Goed onderzoek begint immers bij observatie.

Uiteindelijk draait het toch om studeren

Dwalende door de onderwijsinstellingen zou hij ook wel wat mopperen op studenten, denk ik. De student van de 21ste eeuw is te weinig met écht studeren bezig. Da Vinci was van mening dat het bedenken van goede oplossingen en het vormen van een interessante visie het gevolg is van hard en grondig studeren. Hij zou weer echte studiebollen willen zien. Dan wel studiebollen die niet alleen de diepte in kunnen, maar ook de breedte (tegenwoordig noemen we dat een T-shaped professional). Die breedte is nodig om over je eigen discipline heen te kijken.

70/20/10-model

Da Vinci zou de silo-structuur in het hoger onderwijs verafschuwen en het onderwijssysteem zo willen inrichten dat studenten leren over hun grenzen heen te kijken. Daarbij is het wel nodig dat er verbindingen plaats vinden: ‘connecting the dots’. Ik vermoed dat hij precies daar de rol van de docent in het hoger onderwijs ziet. De docent in het onderwijssysteem van Da Vinci geeft geen instructies en is geen coach, maar is een inspirator die de student helpt verbindingen te leggen.

Je kan alleen een inspirator zijn als je zelf ook geïnspireerd bent. Ik denk dat Da Vinci het wel zou aanmoedigen om het 70/20/10-model van Google te integreren in het hoger onderwijs, zodat zowel studenten als docenten tien procent van hun tijd spenderen aan inspiratie, aan dingen die niet in het centrum van de onderwijspraktijk liggen (en zo komen we toch nog bij Google terecht).

Spelen met prototypes

Da Vinci zou Da Vinci niet zijn als hij studenten niet eindeloos prototypes liet maken. Prototyping was da Vinci’s voornaamste bezigheid, dus hij zou iedere mogelijkheid aangrijpen om studenten te leren spelen met een model van de werkelijkheid. Tegenwoordig gaat dat heel gemakkelijk. Door virtual reality is het mogelijk om in een prototype van jouw gewenste wereld te stappen en door aspecten als game-based-learning kunnen studenten in een simulatie, en dus een prototype, van de echte wereld kijken hoe beslissingen uitpakken. 

Maar het aller-, allereerste wat Da Vinci zou doen is het waarom terugbrengen in het onderwijs. Van de meeste dingen die studenten leren op een hogeschool of universiteit kunnen zij niet benoemen waarom ze dat eigenlijk leren. Dat waarom is voor Da Vinci knip en klaar: je voorstellen hoe een betere wereld eruit ziet en vervolgens je stinkende best doen om die betere wereld ook te creëren. Dat zou wat hem betreft de essentie van het hoger onderwijs moeten zijn. Ik zou het niet meer met Da Vinci eens kunnen zijn.

Over deze column:

In een wekelijkse column, afwisselend geschreven door Eveline van Zeeland, Eugene Franken, Helen Kardan, Katleen Gabriels, Carina Weijma, Bernd Maier-Leppla en Colinda de Beer probeert Innovation Origins te achterhalen hoe de toekomst eruit zal zien. Deze columnisten, soms aangevuld met gastbloggers, werken allemaal op hun eigen manier aan oplossingen voor de problemen van deze tijd. Morgen zal het dus goed zijn. Hier zijn alle voorgaande afleveringen.