Keuzes die we nu maken beïnvloeden de toekomst. Iedere dag opnieuw. Om die keuzes goed te maken moeten we niet alleen van het verleden leren, maar ook aan de toekomst leren bouwen. De toekomst is niet iets wat toevallig uit de lucht komt vallen, maar iets dat we zelf vormgeven. De toekomst is als een olietanker, die je beslissing voor beslissing wel degelijk een bepaalde kant op duwt. Ieder mens zou de skills die je daarvoor nodigt hebt moeten leren.
Als wetenschapper houd ik me dagelijks bezig met ontwerpgericht onderzoek. Wat ontwerpgericht onderzoek anders maakt van andere vormen van onderzoek is dat het zich niet richt op de wereld zoals die is, maar op de wereld zoals die zou kunnen zijn. Er is eigenlijk niets mooiers dan nadenken over hoe de wereld in de toekomst zou kunnen zijn. Dat nadenken is niet iets wat je toevallig wel of niet kunt. Door de inzichten van Edward de Bono (zie deze eerdere column) weten we dat denken iets is dat je kunt trainen. Als trainingsexercitie heb ik me daarom ondergedompeld in de wereld van het toekomstdenken.
Twee werelden
De wereld van het toekomstdenken is niet één wereld, het zijn er eigenlijk twee. En die twee werelden zijn totaal verschillend. De ene wereld, die van forecasting, is net zo verschillend van de andere wereld, die van backcasting, als rechts verschilt van links: het gaat beiden om een richting, maar die richting gaat precies de tegenovergestelde kant op. De toekomstonderzoekers die aan forecasting doen, nemen het hier en nu als uitgangspunt. Zij kijken welke relevante trends en ontwikkelingen nú spelen en extrapoleren die ontwikkelingen, al dan niet in scenario’s, door naar de toekomst. De toekomstonderzoekers die aan backcasting doen lopen precies in tegenovergestelde richting: zij starten met een mentale tijdreis naar de toekomst, zien een wenselijke toekomst voor zich en lopen vanuit dat perspectief terug naar het hier en nu om te kijken wat we nu moeten doen om daar uit te komen.
Rond de millenniumwisseling was forecasting de dominante methode. Maar de laatste paar jaar is backcasting bezig met een enorme opmars, zowel in de wetenschap als in de praktijk. Het is niet vreemd dat we langzaam de dominante richting aan het omdraaien zijn. Waar forecasting op papier een mooi onderbouwd verhaal oplevert, levert het in de praktijk tegelijkertijd veelal ook een gevoel van ongenoegen op. Hoe weet je nu écht wat er gaat gebeuren? Hoe kan je nu echt inschatten welke technologieën over een paar jaar leidend zullen zijn? En wat doe je als je het zó goed geanalyseerd hebt, maar er dan toch opeens iets voordoet dat niet in die analyses zat (denk COVID-19)? Niemand heeft een glazen bol, dus waarom zou de toekomstonderzoeker dat wel kunnen hebben. Forecasting verkoopt zichzelf gemakkelijker omdat het uitgaat van het reeds bestaande, het al bekende, maar laat de gebruiker al snel achter met een gevoel van ‘kat in de zak’. Toekomstonderzoeker Johanna Hoffman vat het mooi samen: “While this kind of visionary thinking is inspiring, it promotes the faulty belief that the right blend of technological tools, spatial strategies, and expertise inevitably leads to good solutions” (Hoffman (2022), Speculative Futures, p. 12-13).
Meteoriet of olietanker
Daarom ligt in het toekomstonderzoek meer en meer de klemtoon op backcasting. Omdat backcasting precies een tegenovergestelde richting kent, geldt dat ook voor dat onbehaaglijke gevoel van ongenoegen. Waar forecasting lekker concreet en analytisch begint maar in het ongewisse eindigt, begint backcasting juist in het ongewisse maar eindigt het lekker concreet. Het voelt in het begin heel onwennig om jezelf in een denkbeeldige tijdmachine te plaatsen en een mentale tijdreis naar de toekomst te maken. Maar als je vervolgens terug redeneert naar het hier en nu, kom je uiteindelijk op een scherpe visie en hele concrete stappen uit. Die concrete stappen leveren een gevoel op van grip hebben op je toekomst. Waar je bij forecasting de toekomst ziet als een meteoriet die, snel of niet, op je af komt, zie je bij backcasting de toekomst meer als een olietanker die je stilletjes aan een bepaalde richting in kunt duwen. Voor die olietanker kun je letterlijk een koers ontwerpen.
Juist vanwege dit gevoel van grip hebben op je toekomst, vind ik het wel een mooie ontwikkeling dat de klemtoon in het toekomstonderzoek meer en meer verschuift naar backcasting. Backcasting geeft ook meer ruimte geeft aan emotie. Juist het ervaren van die emotie zet de persoon aan om te handelen. Verschillende wetenschappers stellen dan ook dat het toepassen van backcasting niet alleen effectiever is, maar ook dat het mensen sterker en veerkrachtiger maakt. Het gaat hier dan om wat in de wetenschap ook wel sociale veerkracht wordt genoemd: het vermogen om te navigeren in een onvoorspelbare toekomst en om binnen die context verandering te creëren. Hoe meer dit vermogen in een individu ontwikkeld is, hoe optimistischer en daadkrachtiger de individu in het leven staat. Grip ervaren op je toekomst heeft dus ook een positief effect op je welzijn.
Toekomst op school
Juist vanwege dit positieve effect op sociale veerkracht en welzijn is het extra belangrijk dat op school, náást het vak geschiedenis, ook het vak toekomst komt. Toekomstdenken is een vaardigheid die aan te leren en te trainen is. Daar kan je niet vroeg genoeg mee beginnen. Backcasting is namelijk rete-moeilijk. Je ondergaat niet zomaar een effectieve mentale tijdreis in de toekomst, dat moet je oefenen. Juist de jongere generaties hebben nog de langste toekomst voor zich, dus de koers van hun olietanker is nog het meest te sturen. Wat kan er belangrijker zijn dan op school samen leren de toekomst te verkennen en te ontdekken hoe je stapjes in de richting van een gewenste toekomst kunt zetten? Peter Drucker merkte al terecht op “The best way to predict the future is to create it”. We moeten jongen niet alleen leren het verleden te begrijpen, maar juist ook leren te toekomst te creëren.