Het is nog maar acht jaar geleden dat de noodklok moest worden geluid over de toekomst van de Technische Universiteit Eindhoven. Een dalend aantal studenten, slechte prestaties, veel studenten die zonder diploma de opleiding verlieten: hoeveel slechter zou het moeten gaan voordat de complete universiteit haar bestaansrecht zou hebben verloren? Er waren, kortom, drastische maatregelen nodig om het tij te keren. Hetgeen gebeurde. Doorslaggevend daarbij was volgens bestuursvoorzitter Jan Mengelers het opwaarderen van het onderwijs.
Hij was er zelf destijds nog niet verantwoordelijk voor, maar terugkijkend ziet de op 15 mei afscheid nemende Mengelers het als een cruciaal moment voor de instelling. “De wetenschap stond hier vanaf het begin hoog in het vaandel, we waren het kennisinstituut voor de hele omgeving, maar het onderwijs was hoogstens interessant en aardig, maar nooit een hoofddoel. In 2011 riep toenmalig rector Hans van Duijn dat we juist het onderwijs weer centraal moesten stellen en dat was de sleutel tot de daaropvolgende periode van groei.”
[learn_more caption=”Afscheid en opvolging Jan Mengelers”] Na vijf jaar als voorzitter van het College van Bestuur neemt Jan Mengelers afscheid van de TU Eindhoven. Op 15 mei neemt Robert-Jan Smits het stokje van hem over. Nicole Ummelen is eerder dit jaar al tot het CvB toegetreden, als vervanger van Jo van Ham. Samen met zittend Rector Magnificus Frank Baaijens vormen zij nu de nieuwe leiding van de TU/e. Robert-Jan Smits is voormalig Directeur Generaal Research en Innovatie van de Europese Commissie. In die functie was hij het afgelopen decennium architect van het grootschalige innovatieprogramma Horizon 2020.[/learn_more]
Er kwam een Bachelor College en een Graduate School met een enorme keuzerijkdom voor de studenten. “Dat betekende dat deze universiteit plotseling wel kon meedraaien in de top van de academische wereld. De studenteninstroom nam daardoor toe en dat ging gelijk op met een meer maatschappelijke trend die technologie van nerdy naar sexy bracht. Bovendien werd duidelijk dat een afgeronde techopleiding gegarandeerd een baan opleverde. Dat alles bij elkaar heeft ons enorm naar boven geduwd. Het resultaat was dat we meer in het nieuws kwamen en dat ook steeds meer van onze wetenschappers met hun activiteiten en publicaties bekendheid kregen. Tegelijkertijd ontstond het voor ons zo belangrijke fenomeen van de studententeams; in 2013 nog heel voorzichtig maar inmiddels een enorm Eindhovens succesnummer. We zijn een shining star geworden.”
Die aantrekkelijkheid van techniek geldt ook voor Delft en Twente (waar eveneens technische universiteiten zijn gevestigd), zegt Mengelers. Maar er is wel degelijk een belangrijk verschil. “De mate waarin Eindhoven als stad van een goed bewaard geheim naar een booming locatie is gegroeid, gaat ook op voor onze instelling. Wij zijn de place-to-be. Delft is de gevestigde orde en de geschiedenis, maar wij hebben de dynamiek.”
Ondanks die nieuwe erkenning is er nog een wereld te winnen, zegt Mengelers. Bijvoorbeeld door een slimmere samenwerking met primaire partners Utrecht en Wageningen. “Wij moeten het engineering huis voor Utrecht en Wageningen worden, bijvoorbeeld voor de medische takken. Utrecht kan het sociale lab voor Eindhoven zijn en Wageningen is vanwege de inhoudelijke kansen interessant voor ons. Dat is onder meer nodig om onze ingenieurs echt klaar te stomen voor de tijden waarin we leven – er zijn steeds meer maatschappelijke competenties nodig, naast de technische. Wij hebben vastgesteld dat onze ingenieurs dieptekennis moeten hebben in hun vakgebied, maar daarnaast ook breedtekennis die meer maatschappelijk en ondernemend is. Een breder denkraam dus dan je monolithische discipline. Dat zie je ook terug in de maatschappelijke behoefte aan multidisciplinaire kennis: verschillende vakgebieden bij elkaar gebracht. De menskant van de ingenieur is veel belangrijker geworden. Een gezaghebbende ingenieur is een beta met alfa-inclinatie.”
“De menskant van de ingenieur is veel belangrijker geworden. Een gezaghebbende ingenieur is een beta met alfa-inclinatie.”
Naast die intensievere samenwerking in Nederland is ook een betere internationale profilering van belang. Daar is de afgelopen jaren via de Eurotech-alliance, een samenwerking tussen de technische universiteiten van München, Parijs, Kopenhagen, Lausanne, Haifa en Eindhoven, al heel veel in gebeurd. “Wij zijn daar destijds voor gevraagd, omdat ze wisten dat wij de beste met de industrie verbonden universiteit ter wereld zijn. Zo zijn we op het internationale speelveld, gelijk oplopend met de grotere aandacht voor de stad Eindhoven, veel meer in de aandacht gekomen.” Dat de TU Eindhoven beter begon te scoren op de internationale rankings hielp daarbij vanzelfsprekend ook: 120ste wereldwijd van alle universiteiten en 41ste als je alleen naar technische universiteiten kijkt. “Dat valt buitenlandse studenten ook op. De meesten kijken dan eerst naar Amerika of Engeland, maar dat is heel duur en om politieke redenen misschien ook wat minder aantrekkelijk aan het worden – en vervolgens komen wij in beeld: goede ranking, Engelstalig onderwijs, prima prestaties en voorzieningen, dat valt gewoon op.”
Mengelers vertelt het met trots, maar zegt er meteen bij dat dat alles nog wel wat beter zou kunnen worden als het verhaal van deze universiteit beter verteld zou worden. “Je zou willen dat onze studenten, onze wetenschappers, maar ook andere Eindhovenaren ons veel vaker en vanzelfsprekender zouden noemen als ze ergens op een podium of in een publicatie staan. We zijn op dit moment niet zo goed vermarkt als we zouden kunnen zijn. Je moet op het netvlies komen van de beslissers, de mensen die projecten toekennen en die middelen toewijzen.” Lachend: “En ja, een paar extra boegbeelden zoals Maarten Steinbuch… dat zou zeker ook wel kunnen helpen.”
Mengelers vindt de grote Amerikaanse en Engelse universiteiten nog steeds een “droommodel”, waar de Nederlandse nog lang niet aan kunnen tippen, en hij ziet daarnaast de Chinese universiteiten die alle rankings stormachtig beginnen binnen te dringen, “maar tegelijk zie je dat ons land door politieke ontwikkelingen elders ineens een stuk interessanter wordt.”
“Een paar extra boegbeelden zoals Maarten Steinbuch… dat zou zeker ook wel kunnen helpen.”
Veel zal daarbij afhangen af van de overheidsinvesteringen, waar met name China in uitblinkt. Nederland komt daar niet bij in de buurt – sterker nog, Nederland haalt niet eens de ooit afgesproken 3% van het bruto nationaal product. “Dat is ronduit schadelijk, zeker als je ziet dat landen als Frankrijk, Duitsland en Zweden boven de 4% zitten. China en Singapore met hun centraal gestuurde samenlevingen, steken daar nog vele malen bovenuit. Je kunt niet alle kennis en kunde kopen, maar we moeten hier echt op onze zaak passen. Ja, Nederland heeft met relatief weinig geld een hoog rendement, maar mijn zorg is dat we de bodem aan het bereiken zijn. En het lastige is dat je dat pas over pakweg 10 jaar echt merkt.”
Het verhaal van Eindhoven zou beter verteld moeten worden, zei Mengelers eerder al. Maar als er één groep helpt om dat voor elkaar te krijgen, dan zijn het de studententeams. “Plat gezegd: hun prestaties schelen mij miljoenen aan marketinggeld.” Maar zo vanzelfsprekend was dat niet in het begin. “Ja, in de kiem vonden we het allemaal mooi wat ze deden. We hielpen ze met wat faciliteiten hier en daar, vooral ook omdat we zagen dat hun multidisciplinaire aanpak precies in het verlengde lag van wat we zelf ook voor ogen hadden. Maar toen het Solar Team aan ons vroeg om mee te mogen doen aan de world solar challenge in Australië, hebben we dat aanvankelijk afgekeurd. We zagen ze zo 1-2-3 nog geen auto bouwen, laat staan eentje die kon concurreren met Delft. Pas toen ze besloten in een andere categorie mee te doen, de cruiser klasse, hebben we ingestemd.”
Het werd een gigantisch succes, met drie opeenvolgende wereldkampioenschappen en een reeks van andere succesvolle studententeams in de slipstream van Solar Team Eindhoven. “Allemaal bij elkaar toonden ze het nut aan van het fenomeen colocatie, van het samenbrengen van onderwijs en onderzoek, van multidisciplinair werken. Ze werden rolmodellen en voor ons werd het de basis voor de introductie van Innovation Space voor het onderwijs en de Eindhoven Engine aan de onderzoekskant.” Voor Mengelers is het de voorbode van een compleet nieuw, toekomstbestendig onderwijssysteem: challenge based learning. In 2030 moet minimaal de helft van al het onderwijs langs die lijn lopen, hetgeen volgens Mengelers ook weer gaat helpen om de Eindhovense ingenieur zijn of haar unieke uitstraling te geven.
De afgestudeerden zullen tegen die tijd ook veel vaker vrouwen zijn. Dat nu bijna 25% van de studenten vrouw is, geeft Mengelers een dubbel gevoel. “Het is beter dan ooit, maar nog lang niet genoeg. Om de kwaliteit van teams en daarmee ook de kwaliteit van de besluitvorming binnen die teams te bevorderen, is minimaal 30% vrouwen nodig. Dus moeten we veel meer vrouwen opleiden dan nu, óók in de studies waar dat veel lastiger is. Meisjes zijn serieuzer en presteren beter, dus ook dat is positief voor ons. Maar we moeten daarbij niet alleen naar de studenten kijken, ook in ons personeel is er nog een lange weg te gaan.”
Mengelers ziet dat er veel programma’s zijn om vrouwen naar de tech-studies en -beroepen te krijgen, maar hij vindt ze niet streng genoeg. “Het instellen van een quotum is niet de meest wenselijke weg, maar je maakt wel meters. Hoe dan ook moeten we strenger zijn.” Mengelers ziet kansen in de 55 miljoen euro grote sectorplannen bèta en techniek, waarbinnen veel waarde wordt gehecht aan ‘stoutmoedige plannen voor de positie van de vrouw’. “Dat dwingt ons strenger te worden. Ook wij komen dus met een model om vrouwen aan te moedigen bij ons in dienst te komen.”