The Museum of imperfection - AI-generated picture.
Author profile picture

Als rasoptimist gebruik ik niet snel een negatief frame om naar een casus te kijken. Natuurlijk, ik trek wel eens een ‘inverted brainstorm’ uit de kast (waarbij je je afvraagt wat er allemaal mis is) en stel aan het begin van een project wel de vraag ‘wat gebeurt er als we dit project niet doen?’, maar daar blijft het wel bij. Toch weet ik dat een negatief frame soms enorm louterend kan zijn. Mooie voorbeelden zijn de ‘fuck-up nights’ of het ‘museum of failure’. Sommige wetenschappers kunnen van een negatief frame een ‘unique selling point’ maken, zoals ontwerpwetenschapper Jasper van Kuijk. Omdat een negatief frame uiteindelijk ontzettend veel brengt, en dus in essentie heel positief is, besloot ik me eens onder te dompelen in zijn werk.

Kwade schoonmoeder

Het is vaak veel duidelijker wat er beter had gekund aan een mislukt product dan wat er goed is aan een succesvol product”, schrijft Van Kuijk in zijn boek ‘Hoe moeilijk kan het zijn?’ (2016, p. 8). Toch zijn we allemaal ontzettend naarstig bezig met de focus op dat succesvolle product. We willen het begrijpen, we willen er van leren, én we willen het creëren. Wanneer we een lezing geven of een standpunt uitleggen gebruiken we allemaal Apple als voorbeeld, onder het mom ‘learn from the best’. Na het lezen van het werk van Van Kuijk heb ik het idee dat bij die zoektocht naar hét succesvolle product perfectionisme fungeert als de kwade schoonmoeder: datgene dat je heel erg probeert te ‘pleasen’, terwijl je diep van binnen weet dat je daardoor verder van je eigen kern verwijderd raakt. Van Kuijk veegt dan ook de vloer aan met het perfectionisme: ‘Perfectionisme heeft geen gevoel voor humor” (Van Kuijk, 2016, p. 11), of ‘Perfect is the enemy of done’ (Van Kuijk, 2016, p. 57). De boodschap is helder: we willen perfectionistisch zijn en streven het ultieme succes na, maar schieten er in de praktijk geen fluit mee op.

Het imperfecte

Toen ik me meer en meer begon te specialiseren in design thinking, realiseerde ik me dat ik niet zozeer meer dingen moest kunnen, maar vooral moest minderen: minderen in perfectionisme. Ontwerpers kunnen goed ontwerpen, maar zij kunnen vooral goed duizend-en-één verschillende schetsen maken waarvan er uiteindelijk duizend in de prullenbak belanden en er slechts één overblijft. Het talent om zelf gemaakt werk in de prullenbak te werpen is slechts aan weinigen gegeven. Daarom onderwierp ik mezelf aan persoonlijke training in het perfectiominderen. Ik ging op tekenles bij een fantastische tekenjuf die me dwong telkens weer opnieuw te beginnen in plaats van mijn werk beter te maken, ik ging een nieuw instrument bespelen waarbij ik wist dat ik dit nooit perfect zou kunnen beheersen (de balafoon), ik ging iedere dag een 10-minuten schets maken en ik dwong mijzelf om in projecten niet door te werken tot een eindresultaat maar de tussentijdse, imperfecte, stand van zaken te delen. Ik leerde dat in ontwerpprocessen juist het delen van niet-af werk de drempel bij anderen verlaagt om hun ideeën bij dat werk te uiten, en dat door die feedback van anderen het werk uiteindelijk nog vele malen beter werd. Gek genoeg gaf het perfectiominderen dus een eindresultaat die uiteindelijk dichter in de buurt van perfectionisme lag.

Perfectiominderen

Nu ik anderen train in design thinking, train ik hen vooral in het perfectiominderen. Eén van de snelste en meest effectieve manieren om dat te doen is tijdkaderen: 60 associaties in 5 minuten, 8 prototypes in 8 minuten, één door iedereen gedragen voorstel in 10 minuten. Door de tijdsdruk moet je door en heb je geen tijd om te verzanden in details. Tuurlijk, ik zou iedereen voor iedere opdracht altijd meer tijd kunnen geven, maar dat doe ik expres niet. Extra tijd zorgt er namelijk niet voor dat een idee beter wordt, het zorgt er enkel voor dat het idee perfecter is uitgewerkt. En hoe perfecter het idee is uitgewerkt, hoe kleiner de kans dat het in de prullenbak belandt. Een idee wordt in de praktijk juist beter door de perspectieven van anderen te verwerken. Die perspectieven van anderen verkrijg je sneller als het idee niet perfect is uitgewerkt; dan worden mensen uitgedaagd om mee te denken. Het is niet dat perfectionisme, maar juist die uitdaging die onder het vergrootglas hoort.

Het moet een beetje moeilijk zijn

Ontwerpen worden beter als je jezelf steeds weet uit te dagen. Steeds weer willen leren, steeds weer nieuwe dingen uit willen proberen, steeds weer op onderzoek uit. We moeten dingen niet perfect beheersen, maar juist niet perfect. Het moet juist een beetje moeilijk zijn. ‘Dingen zijn vaak juist leuk niet omdat ze makkelijk, maar omdat ze moeilijk zijn’, tekent Jasper van Kuijk op in zijn column voor de Volkskrant (2022). Hij heeft helemaal gelijk!

Over deze column:

In een wekelijkse column, afwisselend geschreven door Eveline van Zeeland, Derek Jan Fikkers, Eugène Franken, JP Kroeger, Katleen Gabriels, Bernd Maier-Leppla, Willemijn Brouwer en Colinda de Beer, probeert Innovation Origins te achterhalen hoe de toekomst eruit zal zien. Deze columnisten, soms aangevuld met gastbloggers, werken allemaal op hun eigen manier aan oplossingen voor de problemen van deze tijd. Hier zijn alle voorgaande afleveringen.