Richard van de Sanden Foto: TUe © Bart van Overbeeke
Author profile picture

De Nederlandse regering moet met de billen bloot en haar inwoners zeggen wat de energietransitie kost zodat er een inhoudelijke, maatschappelijke discussie over de dilemma’s van innovatie en de verandering van het energiesysteem op gang komt. Dat vindt directeur Richard van de Sanden van het onlangs opgerichte Eindhoven Instituut for Renewable Energy Systems (EIRES).

Dit artikel is onderdeel van een serie over de activiteiten van EIRES. Lees hier alle tot nu toe gepubliceerde artikelen.

EIRES is onderdeel van de TUe en heeft een budget van 10 miljoen euro van het College van Bestuur van de technische universiteit ter beschikking gekregen om onderzoekers en hoogleraren aan te trekken. Op dit moment werken er 200 onderzoekers aan de TUe aan energie gerelateerde projecten.

“Duurzame energieprojecten hebben onrendabele toppen die worden bijgepast door de overheid. De weg naar 2050 toe om CO2-neutraal te worden moet duidelijk worden. We zijn het eens over het doel maar niet over de weg ernaartoe.”

Zo hoeven bezitters van een volledig elektrische auto bijvoorbeeld geen wegenbelasting te betalen. Reden is dat de technologie nieuw is en niet uitontwikkeld en dat de markt zich nog moet ontwikkelen. Dat er geld bij moet om consumenten ervoor te interesseren kan dus niet anders.

Duitsland zegt wel wat de kosten zijn

De kosten zijn volgens Van de Sanden achter de schermen van de betrokken ministeries wel degelijk bekend. “Dat gaat om astronomische bedragen. Door de kosten niet te vertellen, neemt de regering het Nederlandse volk niet serieus. We hebben met zijn allen besloten dat we ‘groen’ en ‘klimaat’ belangrijk vinden. Dan moet je ook vertellen wat dat kost.’

De kosten van de investeringen in nieuwe technologie moeten wel goed uitgelegd worden. “Een cyclus om door innovatie van een product te gaan kost 10 procent van de uiteindelijke uitrol. Die uitrol zelf zal heel veel geld opleveren in de vorm van bedrijvigheid en banen, bijvoorbeeld.”

In Duitsland worden de kosten van de onrendabele toppen volgens Van de Sanden wel open en bloot besproken. “Het is daar al sinds de jaren ’90 een onderdeel van de Duitse industriepolitiek. De Duitse regering wil in 2050 leidend te zijn op het gebied van waterstoftechnologie. Daar investeren ze heel veel geld in. Hun doel is natuurlijk dat ze uiteindelijk heel veel bedrijvigheid op dat gebied in hun land ontwikkelen”, zegt Van de Sanden. 

In Nederland ontbreekt zulke industriepolitiek volgens hem. “Het laatste project op dat vlak was de redding van de Rotterdamse Droogdok Maatschappij in Rotterdam in de jaren ’80. Daarna is er niets meer gekomen.”

Nederland bleef op het Groningse gas zitten

Op de lange termijn kan dat Nederland nog wel eens duur te staan komen. Volgens Van de Sanden heeft de energietransitie grote gevolgen voor onder andere de petrochemische industrie in het Rotterdamse havengebied. Het is voorstelbaar dat energieopwekking in landen als Portugal gaat plaatsvinden omdat daar veel zon en wind is en de kosten daar relatief laag zijn. Het is logisch dat de chemische industrie dicht bij zon- en windparken gaat zitten. Dat is dus niet in Nederland en dat zou de bedrijvigheid en werkgelegenheid in Nederland ernstig aantasten.

Vergeleken met Duitsland loopt Nederland achter als het gaat om het gebruik van duurzame energie. Dat blijkt uit de cijfers van de Europese Commissie die hierover geregeld worden gepubliceerd. Nederland is veel afhankelijker van fossiele energie dan omringende landen. Van de Sanden: “Hoe lang is Nederland nu serieus bezig met de energietransitie? Twee jaar? Duitsland is er al dertig jaar mee bezig. Logisch dat ze voorlopen.”

Een verklaring hiervoor is dat de belangen van Nederlandse bedrijven en de staat sterk verankerd zijn in de productie en verkoop van aardgas dat voor een groot deel in Groningen te vinden is. Pas toen huizen door gasboringen door hun fundamenten zakten en instortten, is de discussie hier serieus op gang gekomen en moesten hele wijken van het gas af. “Het Gróningse gas”, benadrukt Van de Sanden.

Geen regisseur voor de energietransitie

Ook die discussie wordt niet bijzonder afgewogen gevoerd, constateert Van de Sanden. “Je kunt huizen wel op grote schaal van het gas af gaan halen. Maar je kunt dat ook op kleine schaal doen en met grootschalige uitrol wachten tot je synthetisch methaan – gelijk aan aardgas – economisch rendabel ontwikkeld hebt op basis van CO2. Daarbij haal je dus CO2 uit de lucht. Het gasleidingennetwerk kun je daar dan voor gebruiken.”

Probleem is op dit moment dat er geen nationale regisseur is die overheden zoals provincies en gemeentes gecoördineerd de weg naar een CO2-neutraal 2050 wijst.

“Dat besef begint nu te komen”, zegt Van de Sanden. “Er wordt gewerkt aan een nationaal actieplan. De nutsbedrijven die we vroeger hadden, hebben we niet meer. Die zijn geprivatiseerd. Private bedrijven investeren geen miljoenen die pas over 40 jaar terug verdiend worden. Die willen binnen vijf jaar hun geld terug. De overheid zou die rol moeten pakken. Op lokaal niveau zie je dat ook gebeuren, zoals in Tilburg. Daar komt waarschijnlijk een publiek gefinancierd bedrijf dat aanpassingen aan de infrastructuur voor energie daar zal coördineren.”

In de jungle van onzekerheden waarmee de energietransitie gepaard gaat, is een aantal zaken al wel evident, volgens Van de Sanden.

Gebouwen isoleren en elektrische auto’s

“Inzetten op elektrisch vervoer met personenauto’s is een goede keuze. Daarin investeren is goed. Veel warmte in huizen gaat verloren door slechte isolatie. Een warmtepomp plaatsen in een slecht geïsoleerd huis heeft geen enkele zin. Dus investeren in het isoleren van huizen is altijd goed.”

Technologie met apparaten die nu nog te duur zijn zoals energie opslaan in waterstof moet je pas op grote schaal uitrollen als deze goedkoper is, vindt Van de Sanden. “Als energie uit waterstof veel duurder is dan energie uit aardgas is de rendabele top ervan gigantisch hoog. Daar wil de industrie gecompenseerd voor worden. Je moet daar transparant in zijn en het volk uitleggen waarom je welke keuze maakt. Je moet ze meenemen in de dilemma’s van de energietransitie. Anders verlies je het draagvlak.”

Richard van de Sanden is directeur van het Eindhoven Institute for Renewable Energy Systems (EIRES). EIRES is in 2020 opgericht door de TUe. Ikonische projecten zijn de ontwikkeling van een zoutbatterij voor de opslag van duurzaam opgewekte warmte, metal fuel en de ontwikkeling van goedkope eletrolyzers. Ook worden er digitale modellen ontwikkeld (digital twins) om inzicht te krijgen in de beste keuze voor nieuwe technologieën die tijdens de energietransitie ontwikkeld worden. De keuze daaruit moet voor 2050 gemaakt worden.

Dit artikel is onderdeel van een serie over de activiteiten van EIRES. Lees hier alle tot nu toe gepubliceerde artikelen.