©Pixabay
Author profile picture

De huidige COVID-19 crisis heeft een sterk moreel karakter. Het dwingt ons om opnieuw de vraag te stellen: doen we de goede dingen en doen we de goede dingen goed? Stellen we daarbij de juiste prioriteiten? In de meeste landen ligt de prioriteit bij snel economisch herstel. Dat is natuurlijk niet vreemd wanneer je de sombere economische vooruitzichten iedere dag op een dashboard ziet. Maar die focus op economisch herstel betreft een herstel van de economie van het verleden, niet van de economie van de toekomst. Je zou zelfs kunnen beargumenteren dat de prioriteringskeuzes die door menig land nu gemaakt worden schade toebrengen aan de economie van de toekomst.

De focus op economisch herstel betreft een herstel van de economie van het verleden, niet van de economie van de toekomst.

Voor het vormgeven van de economie van de toekomst zijn drie geschakelde vermogens noodzakelijk: voorstellingsvermogen, creatief vermogen en innovatief vermogen. Vanuit de wetenschap is een messcherp recept ontwikkeld voor het stimuleren van deze drie geschakelde vermogens: prikkel het brein steeds met nieuwe stimuli. In zijn boek ‘Think like an Artist’ schrijft Will Gompertz hierover (p. 144): “One method that has been proven to work time and again is to move. A change of scene literally changes your point of view: the disruption activates your senses, which are stimulated by the unfamiliar; you see and experience life differently”.

Die disruptie kan van alles zijn: het proeven van een nieuw recept, het horen van een onbekende muzikale stroming, het bezoeken van een nieuw land, het zien van bijzondere kunst, et cetera. De creatieve sector is de grootste toeleverancier in nieuwe prikkels en is daarmee cruciaal voor de mentale gezondheid van een economie wanneer het gaat om de drie geschakelde vermogens.

Nieuwe prikkels

De OECD stelt dat COVID-19 de creatieve sector en de toeristensector het hardste raakt. Met andere woorden, daar waar we nieuwe prikkels moeten opdoen om ons voorstellingsvermogen, creatief vermogen en innovatief vermogen te stimuleren (op reis, in het theater, in een museum) vallen momenteel de hardste klappen. Dat zet de mentale gezondheid van de samenleving sterk onder druk, helemaal in een periode van thuiswerken en sociale distantie. We vlakken af en onze creatieve geesten versomberen.
Belangrijk is dus niet alleen het op korte termijn redden van banen, maar vooral het uitgaan van de langetermijnbaten van een sterke creatieve economie. In Nederland zie je deze prioritering op dit moment niet gebeuren. Menig Nederlands artiest heeft voorgesteld om vliegtuigvleugels aan een theater vast te maken zodat de creatieve sector dezelfde versoepelingen zou kunnen krijgen als de luchtvaart. Natuurlijk betreft dat een typisch staaltje ‘appels met peren vergelijken’ en vindt iedere sector dat hij recht heeft op zijn eigen versoepelingen, maar in brede zin loont het om de langetermijnwinsten van een creatieve economie wat scherper in het vizier te krijgen.

Focus naar langetermijnrelatie

In zijn recent verschenen artikel ‘The future of marketing’ stelt Roland Rust dat het vermijden van korte-termijn besluitvoering één van de belangrijkste praktische implicaties van de technologische, sociale en geopolitieke trends op dit moment is. Hij claimt dat bedrijven, om te overleven, de focus moeten verschuiven van korte termijn transactie naar langetermijnrelatie met de klant. Dit is overigens geen nieuw geluid, maar wel een heel belangrijk geluid. Een belangrijk geluid niet alleen voor het bedrijfsleven, maar zeker ook voor de overheid. Juist nu hoort een overheid de focus te leggen op het bouwen aan en ontwerpen van een samenleving en niet op kortetermijn politiek overleven. Juist nu dient de overheid korte termijn besluitvoering zoveel als mogelijk te vermijden. Met andere woorden: het is tijd voor een morele transitie. Een pleidooi voor een morele transitie is vooral een betoog voor een fundamenteel andere manier van prioriteren: van korte termijn overleven naar lange termijn ontwerpen met daarbij de hamvraag stevig in het vizier: ‘doe ik de goede dingen en doe ik de goede dingen goed?’. Je kan die hamvraag toepassen op tal van vraagstukken: duurzaamheid, de verdeling tussen arm en rijk of, zoals ik hier doe, de creatieve economie.

Ook de oproep voor een morele transitie is niet nieuw. In relatie tot de opkomst van de techreuzen en de platformeconomie is de oproep al vaker gedaan. Zo zegt Douglas Rushkoff in zijn inspirerende TED-talk: “Het gaat erom dat we de waarden die we dreigen te verliezen, moeten inbouwen in de digitale infrastructuur van de toekomst. … Het betekent dat je een economie creëert die geen monopolie versterkt aan één platform dat mensen en locaties maximaal wil exploiteren, maar juist één die waarden door een gemeenschap laat circuleren en die ons in staat stelt samen platforms te creëren waarop die waarden ons gemeenschappelijk goed worden. Het vereist dat er platforms komen die onze creativiteit en innovativiteit niet onderdrukken ten behoeve van voorspelbaarheid, maar creativiteit en nieuwsgierigheid juist stimuleren, zodat we oplossingen kunnen verzinnen voor de puinhoop die we ervan gemaakt hebben”.

Deze oproep dient ten tijde van het corona-onweer niet naar de achtergrond te verdwijnen, maar is juist urgenter dan ooit! We overleven als samenleving door juist uit de politieke overlevingsmodus te gaan en onszelf simpelweg de juiste vragen te stellen: doen we de goede dingen en doen we de goede dingen goed?

Over deze column
In een wekelijkse column, afwisselend geschreven door Buster Franken, Eveline van Zeeland, Jan Wouters, Katleen Gabriels, Mary Fiers, Tessie Hartjes, Hans Helsloot en Auke Hoekstra, probeert Innovation Origins te achterhalen hoe de toekomst eruit zal zien. Deze columnisten, soms aangevuld met gastbloggers, werken allemaal op hun eigen manier aan oplossingen voor de problemen van deze tijd. Morgen zal het dus goed zijn. Hier zijn alle voorgaande afleveringen.