©Pexels
Author profile picture

Wetten in onze rechtstaat gaan in het algemeen over gedragingen. Burgers en organisaties mogen of moeten bepaalde dingen wel of niet doen. We mogen niet stelen, we moeten ons aan de snelheid houden en stoppen voor rood, en we moeten brandmelders in hotelkamers installeren. De toekomstige resultaten van die gedragingen liggen niet vast in wetten. Er bestaat geen wet op het aantal diefstallen, het aantal verkeersongelukken of het aantal hotelbranden. De overheid heeft met ons de ambitie om die ongewenste zaken terug te dringen, maar dat is niet getalsmatig vastgelegd in een wet. Waarom doen we dat dan wel met CO2-uitstoot? Klopt het staatsrechtelijk wel dat we dergelijke toekomstige resultaten van gedragingen vastleggen in wetten? Geven dergelijke wetten niet teveel politieke invloed aan ongekozen belangenorganisaties en rechters?

Veel te veel invloedsfactoren

Jaarlijkse CO2-uitstoot heeft veel te veel invloedsfactoren om voor de toekomst vast te leggen in wetten. Winters kunnen koud of warm zijn, en een coronapandemie kan zomaar onze landelijke uitstoot verminderen. We hebben daardoor in 2020 zelfs bij toeval voldaan aan het Urgenda-vonnis van 25 procent reductie. We begrijpen allemaal dat dat een uitzonderlijk resultaat is, dat zonder de zeer ingrijpende effecten van corona nooit gehaald zou zijn. Wat als er geen pandemie was geweest? Had Urgenda de Staat dan kunnen dwingen om geen dijkonderhoud en humanitaire missies uit te voeren? Die activiteiten gebeuren nu en in de komende jaren immers met fossiel aangedreven bulldozers, voertuigen en vliegtuigen. Had Milieudefensie overheden, burgers en bedrijven dan kunnen dwingen om hun activiteiten stil te leggen en in de kou te gaan zitten? Zouden rechters dergelijke absurde en destructieve claims dan hebben toegewezen?

De Deltawet als voorbeeld

De Deltawet uit 1958 is een prominent voorbeeld van een wettelijk kader voor een langjarige ambitie. Na de watersnoodramp van 1953 besloten de Nederlandse samenleving en overheid dat we onszelf veel beter wilden beschermen tegen toekomstige overstromingsrisico’s. Daartoe werd een fysieke zeedijkstructuur en -hoogte bepaald op basis van een overstromingskans van eens in tienduizend jaar. De wet bepaalde niet dat een dergelijke toekomstige overstromingsfrequentie zou worden gerealiseerd, laat staan dat er nooit meer een watersnoodramp zou zijn.

De wet bepaalde wel hoe in de loop van 20-25 jaar de zeewering van Nederland eruit zou komen te zien. De wet bepaalde tevens in detail in welke volgorde welke dijken waar zouden worden aangelegd of verhoogd. Dat werd niet overgelaten aan de verschillende regio’s (zoals nu met de Regionale Energie Strategieën helaas wel gebeurt), want het was een integraal geoptimaliseerd plan. Dat culmineerde in 1985 tot het sluitstuk van de Oosterschelde stormvloedkering. Dat was zeven jaar later dan voorzien, omdat een aanvankelijke gesloten Oosterscheldedijk werd veranderd in de open stormvloedkering die we nu kennen. Die vertraging heeft niet tot rechtszaken geleid, wel tot politiek gekonkel. En zo hoort het ook, want dergelijke nationale belangen zijn geen zaak van de rechter maar van regering en parlement.

Klimaatwetten verschillen fundamenteel van de Deltawet

Klimaatwetten verschillen helaas fundamenteel van de Deltawet. Klimaatwetten leggen toekomstige resultaten vast die de overheid en dus wij allen maar in beperkte mate kunnen beïnvloeden. Ze bepalen bijvoorbeeld niet waar en hoeveel windmolens en zonnepanelen we in 2030 moeten hebben. Dat zou vergelijkbaar zijn met de dijken van de Deltawet. Klimaatwetten bepalen daarentegen dat we in tien jaar de helft van onze CO2-uitstoot moeten verminderen. Dat is vergelijkbaar met een Deltawet die zou bepalen dat er de komende tienduizend jaar maximaal één overstroming zal plaatsvinden. De makers van de Deltawet in 1958 beseften dat ze een dergelijk toekomstig resultaat niet konden garanderen, omdat natuur, weer, klimaat en getij een grote invloed hebben die de mens niet in de hand heeft. De makers van klimaatwetten blijken dat echter niet te beseffen.

Wat als de economie nog harder gaat groeien en iedereen veel meer gaat reizen en consumeren? Wat als de oorlog in Oekraïne lang aanhoudt? Wat als er economische crises uitbreken en we geen geld meer hebben voor miljardensubsidies op windmolens, zonnepanelen, elektrische auto’s en waterstoffabrieken. Wat als er tekorten ontstaan van essentiële metalen zoals lithium en kobalt? Wat als de ontwikkeling van nieuwe energietechnologieën minder oplevert dan verwacht? Wat als biomassa niet meer CO2-neutraal genoemd mag worden? Wat als er een geboorte- of immigratiegolf komt? Wat als we in de komende decennia weer Elfstedentochten krijgen? Wat als we veel meer dijkonderhoud en humanitaire missies moeten uitvoeren dan voorzien?

Met alle extra CO2-uitstoot van dien. Het is toch zeker aan regering en parlement om daarin keuzes te maken, en niet aan ongekozen belangengroeperingen en rechters. Waarom binden regering en parlement zich dan wettelijk met handen en voeten aan resultaten in de toekomst die voor een belangrijk deel buiten hun invloedssfeer liggen?

Democratie valt ten prooi aan belangenorganisaties en rechters

Klimaatwetten deugen in essentie niet, omdat ze niet over concrete en grotendeels beïnvloedbare gedragingen en resultaten gaan. Klimaatwetten bepalen toekomstige uitkomsten waarvan niemand weet met welke gedragingen en technologieën we die waarschijnlijk kunnen realiseren. Dat geeft ongekozen belangenorganisaties munitie om rechtszaken tegen de Staat en dus tegen ons allemaal aan te spannen, en rechters de vrijheid om te bepalen hoe wij beschermd moeten worden tegen de risico’s van klimaatverandering. In de zaken tegen de Staat en tegen Shell heeft de rechter aldus bepaald dat de CO2-uitstoot verder omlaag moet. Het argument daarvoor is dat de samenleving moet worden beschermd tegen de risico’s van klimaatopwarming.

Daarmee gaat de rechter echter op de stoel van de politiek zitten. CO2-reductie is immers niet de enige manier om ons te beschermen tegen de risico’s van klimaatopwarming. Dijkverzwaringen en andere infrastructurele aanpassingen zijn ook een optie. Die keuze is aan onze gekozen politici, en niet aan de rechter. Onze gekozen politici hebben de rechter echter een instrument in handen gegeven om op hun stoel te gaan zitten, door op zich begrijpelijke ambities (halvering van CO2-uitstoot) vast te leggen in wetten. De Deltawet had de ambitie om geen overstromingen meer te hebben, en Kennedy had de ambitie om op de maan te landen. We waren in de vorige eeuw echter niet zo dwaas om die torenhoge ambities in wetten vast te leggen, en onszelf bloot te stellen aan gerechtelijke procedures. Ik beschouw het feit dat we dat met onze klimaatwetten wel doen als een gruwelijk democratisch onrecht.

Niemand weet welke invloedsfactoren er zijn

Natuurwetenschappelijk is een klimaatwet die in tien jaar halvering van CO2-reductie verordonneert volkomen ongegrond. Niemand weet welke invloedsfactoren er zullen zijn, en hoe we dat technisch, economisch en maatschappelijk zouden kunnen realiseren. Je zou ook kunnen verordonneren dat appels in 2030 omhoog vallen. Dat is evengoed natuurwetenschappelijk ongegrond, en geen enkele rechtszaak of boete gaat een dergelijk toekomstig resultaat dichterbij brengen.

Bovendien komen alle rechtszaken en boetes die de Staat aan de broek krijgt uiteindelijk voor rekening van u en mij, belastingbetalers. Ik vind het niet deugen dat u en ik een door een ongekozen belangenorganisatie aangespannen rechtszaak en een door een rechter opgelegde boete inzake CO2-uitstoot zouden moeten betalen. Ik verlang daarom als stemgerechtigde burger dat de door ons allen gekozen en betaalde politici de Staat en dus mijzelf vrijwaren van dergelijke destructieve rechtszaken en boetes op basis van teveel onbeïnvloedbare factoren. Daartoe hoeven niet zozeer de klimaatambities van tafel, maar wel de klimaatwetten die die ambities op ondemocratische wijze ten koste van ons allemaal kunnen afdwingen. Ik voorzie dat dat voor 2030 ook zal gebeuren, omdat ze noch juridisch noch democratisch houdbaar zullen blijken.

Over deze column:

In een wekelijkse column, afwisselend geschreven door Eveline van Zeeland, Eugene Franken, Katleen Gabriels, PG Kroeger, Carina Weijma, Bernd Maier-Leppla, Willemijn Brouwer, Maarten van Andel en Colinda de Beer probeert Innovation Origins te achterhalen hoe de toekomst eruit zal zien. Deze columnisten, soms aangevuld met gastbloggers, werken allemaal op hun eigen manier aan oplossingen voor de problemen van deze tijd. Morgen zal het dus goed zijn. Hier zijn alle voorgaande afleveringen.