Ieder innovatievraagstuk wordt getypeerd door eenzelfde formule, eenzelfde aantal stappen: 1) wat willen we bereiken met de innovatie?, 2) wat moeten we doen om dat te bereiken?, 3) hoe gaat die interventie werken?, en 4) binnen welke context gaat dat werken? Het antwoord op die vragen werkt als een algoritme. Dat algoritme heeft een naam: de CIMO-logica.
De CIMO-logica luidt als volgt: Voor dit vraagstuk in context [C], kan je deze interventie [I] toepassen, die door deze mechanismen [M] voor dit resultaat [O] (outcome) zorgt. De CIMO-logica is alles in één: een structuur om te rapporteren, een management summary in één zin, een kapstok waaraan de hoofdvragen hangen en een manier om het antwoord op een innovatievraagstuk betekenis te geven (meer over het wetenschappelijk fundament achter de CIMO-logica vind je in deze paper).
Het begint bij de context
Iets in ons is op zoek naar principes die altijd werken. In de praktijk werkt echter niets voor alles en iedereen altijd op dezelfde manier. Een nieuw schoolsysteem kan voor de ene leerling heel goed werken en voor de andere leerling helemaal niet. Een nieuwe vormgeving van een logistiek proces kan in het ene land fantastisch opereren en in het andere land helemaal niet. Een nieuw medicijn kan voor mannen heel effectief zijn, maar voor vrouwen veel bijwerkingen hebben. Zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan. Of een innovatieve greep werkt of niet werkt is afhankelijk van de context. Dingen werken binnen een context.
Die innovatieve greep zelf is de interventie [I]; datgene dat je daadwerkelijk anders gaat doen, anders gaat maken of anders laat werken. Door het woord interventie te gebruiken leg je de klemtoon op de verandering. Dat is uiteindelijk wat een innovatie doet: verandering creëren. Maar hoe die verandering precies werkt is een ander verhaal. Het ‘WAT?’ en ‘HOE?’ zijn verschillende kanten van de innovatiemedaille. Het antwoord op het ‘HOE?’ wordt gevormd door de werkende mechanismen [M] die achter de interventie schuilgaan. Soms heb je die mechanismen al in beeld nog voordat het ‘WAT?’ helder is, maar veelal blijken die mechanismen ook pas achteraf. Een mooi voorbeeld van dat laatste is Flemings uitvinding van penicilline. Penicilline werd bij toeval ontdekt en pas na die ontdekking werd voor Fleming duidelijk hoe het werkte. Ook de context speelde een grote rol bij het uiteindelijke succes van penicilline. Ten tijde van WOII investeerde de Amerikaanse regering namelijk veel geld in de ontwikkeling van Penicilline, omdat ze vermoedde dat dit uiteindelijk veel gewonde soldaten zou kunnen redden. Dat laatste was ook daadwerkelijk het geval.
Resultaatgericht of waardegericht?
Voor de [O] van ‘outcome’ zie je twee wegen naar Rome: de resultaatgerichte en de waardegerichte weg. Een innovatievraagstuk dat de resultaatgerichte weg bewandelt heeft een concreet en meetbaar doel als uitgangspunt: meer vaccinaties, minder klachten bij de klantenservice, minder afval of uitval bij het productieproces, et cetera. Het innovatievraagstuk is dan het antwoord op de vragen wat je kan doen en hoe je dat moet doen om dat concrete doel te bereiken. Een innovatievraagstuk dat de waardegerichte weg bewandelt begint meestal met een heel andere vraag: waarom willen we een proces, een werkwijze, een product innoveren? Vanuit welke waarde en overtuiging doen we dat? Willen we groener zijn, gelukkiger, inclusiever of gezonder? Het bereiken van de waarde wordt het einddoel, en vanuit daar rijst de vraag wat je moet doen en hoe je het moet doen om die waarde te realiseren. Deze waardegerichte weg vertoont eenzelfde logica als Simon Sinek’s ‘Start with Why’: eerst het waarom, dan het hoe, tot slot het wat.
Verbeteren of veranderen?
Zelf houd ik meer van innovaties die het waardegerichte pad hebben bewandeld. Veelal leiden die tot échte verandering. De bewandelaars van de resultaatweg zitten overwegend meer op het optimalisatie- of verbeterspoor. Ook belangrijk, maar minder spannend (uitzonderingen daargelaten). Maar de fundamentele verandering die door waarden gedreven innovaties kunnen creëren wordt alleen gerealiseerd als de motivatie tot die verandering intrinsiek is. Ofwel, alleen als de waarden intrinsiek geankerd zijn zal dit pad tot werkelijke verandering leiden.
Het algoritme van het innovatievraagstuk, de CIMO-logica, klinkt zo ontzettend eenvoudig. De praktijk leert natuurlijk wel anders. Uiteindelijk gaat het om motieven en drijfveren, om snappen voor wie je het eigenlijk doet en waarom, om kennis van theoretische én praktische principes om de mechanismen scherp te krijgen en om de creatieve denkkracht om daadwerkelijk een ander ‘WAT’ te realiseren. De formule van het algoritme is een eitje, de uitvoering een verdomd lastige klus waar de structuur van de CIMO-logica samensmelt met de chaos van het creatieve innovatieproces.