Vorige week nam ik deel aan de Anticipation Conference aan de Universiteit van Lancaster. Vier dagen lang wetenschappers van over de hele wereld bij elkaar die allemaal bezig zijn met het onderzoeken van toekomstbeelden en het ontwerpen van mogelijke toekomsten. Ik leerde over meerdere stippen op eenzelfde horizon, over rond de toekomst reizen in 80 werelden en over radicale verbeeldingskracht. Maar het meest werd ik gegrepen door een opmerking van Arne Rieber, onderzoeker aan de Universiteit van Bonn. Hij had het over de ‘economy of anticipation’ en over hoe in die economie de capaciteit om te anticiperen op de toekomst ongelijk verdeeld is. Het zette me aan tot nadenken.
Economie van anticipatie
De capaciteit om te anticiperen is belangrijk. Het stelt je in staat om nú acties te ondernemen, zodat de toekomst er beter uit kan zien voor je. Grip hebben op je leven begint bij grip hebben op je toekomst. Leonardo da Vinci maakt reeds in de 15e eeuw al duidelijk hoe belangrijk de capaciteit om te anticiperen is. In mijn werkatelier hangt de volgende quote van hem als ‘tegeltjeswijsheid’ aan de muur: “Not to anticipate is already to moan’. Ofwel, wanneer je niet in staat bent om te anticiperen op een mogelijke situatie, ben je alleen nog maar in staat om te klagen over de gevolgen van die situatie.
Iemand die goed kan anticiperen neemt als gevolg van een weersvoorspelling waarin veel regen voorspeld wordt, een paraplu mee. Iemand die niet goed kan anticiperen op de toekomst moppert over het slechte weer als het daadwerkelijk gaat regenen. De capaciteit om te anticiperen stelt je in staat proactief te handelen; het ontbreken van die capaciteit zorgt ervoor dat je lamgeslagen bent, dat je enkel passief kunt afwachten. Geen capaciteit hebben om te anticiperen transformeert je dus in een mopperkoning. Het gevolg van de ongelijke verdeeldheid van de capaciteit om te anticiperen is dat de één het gevoel heeft invloed te hebben op datgene wat hem overkomt, terwijl de ander noodlottig afwacht wat hem overkomt en zich beraad over de gevolgen.
Concurrentievoordeel
Wanneer je als organisatie een hoge capaciteit hebt om te anticiperen, heb je een groot (concurrentie)voordeel. Een mooi voorbeeld daarvan vormt de treinverbinding tussen Engeland en Schotland. U weet wellicht wel dat Groot-Brittannië pionierde op het gebied van spoorwegen. De eerste stoomtrein reed in Groot-Brittannië, in een mijn voor het transport van steenkool in 1825, en de eerste passagierstrein ter wereld reed tussen Liverpool en Manchester (1830). Toen de passagierstreinen langzaam een feit werden, werd het tijd om het spoorwegnetwerk verder uit te breiden en om netwerken met elkaar te verbinden. Eén van die gewenste verbindingen was tussen het Engelse netwerk en het in opkomst zijnde Schotse netwerk. Er was alleen één probleem: het Lake District. Het Lake District is het prachtige stukje Noord-Engeland, op de grens met Schotland, dat de meesten van ons kennen als lieflijk tafereel uit de beelden van Pieter Konijn van Beatrix Potter. Beatrix Potter was dol op het heuvelachtige landschap en het vormde haar vaste tafereel bij haar boeken. Maar de heuvels in het Lake District kunnen verraderlijk steil zijn en het gebied staat dan ook bekend om haar relatief hoge bergtoppen en mistige en mystieke sfeer.
Voor wat betreft de treinverbinding tussen Engeland en Schotland waren er twee opties: de langere optie om het Lake District heen, of de kortere optie dwars door het Lake District. Nou ja, ik zeg twee opties. George Stephenson, de uitvinder van de eerste breed bruikbare stoomlocomotief en wel de ‘Godfather’ van de Britse spoorwegen genoemd, zag maar één optie: de lange route om het Lake District heen. Hij dacht dat de steile hellingen van het Lake District veel te steil zouden zijn om treinverkeer overheen te laten gaan. Zijn protegé Joseph Locke daarentegen, dacht dat het wel mogelijk zou zijn om dwars door het Lake District te gaan. Locke beschikte over de capaciteit om te anticiperen op de toekomst. Locke hield de snelle ontwikkeling van de stoomlocomotieven heel goed in de gaten en voorspelde dat op het moment dat de aanleg van de rails klaar zou zijn, dat er dan wel stoomlocomotieven zouden zijn die de kracht hadden om over de steile hellingen te gaan, ondanks dat dat op het moment van spreken nog niet het geval was. De directie koos voor het plan van Locke en Locke bleek gelijk te hebben. Joseph Locke had dus de kennis én de verbeeldingskracht om zich technologie voor te stellen die op dat moment nog niet bestond en om daar zijn ontwerp op af te stemmen.
Ongelijke verdeling
Dat mensen verschillen in hun capaciteit om te anticiperen op de toekomst heeft veel verschillende oorzaken. Het heeft te maken met hun toegang tot kennis, maar ook met de tijd en ruimte om iets met kennis te doen. Om te anticiperen op de toekomst moet je de ruimte hebben om te ontsnappen aan de waan van de dag. Vervolgens heb je ook de middelen, de overredingskracht en invloed nodig om iets met die inzichten te kunnen doen. Scholen vormen bij uitstek de plek om jonge mensen te leren anticiperen op de toekomst. Helaas gebeurt dat nog veel te weinig. De focus ligt al snel meer op het verleden dan op het heden, laat staan op de toekomst. Wanneer we het hebben over gelijke kansen in het onderwijs, laat het dan vooral om gelijke kansen om te anticiperen op de toekomst gaan.