Fontys is niet alleen een onderwijsinstelling maar ook een organisatie die nadrukkelijk wil bijdragen aan de kwaliteit en concurrentiekracht van de Brainport regio. Veel van de projecten die hieruit voortvloeien blijven echter verborgen voor een breed publiek. Om die reden verzorgt het lectoraat Brainport van Fontys Hogescholen elke 14 dagen een column op e52 die juist ingaat op de projecten waar ook Eindhoven voordeel bij heeft. Vandaag Jurriaan Nijholt over de fDi-lijst.
Ranglijsten vormen altijd mooie nieuwsfeitjes. Het is heel bevredigend om de concurrentie op volgorde te zetten, of het nu gaat om scholen, bedrijven of regio’s, en of het nu gaat om omzet, reputatie of innovativiteit. Er komt ook altijd een verhaal uit: over winnaars en verliezers, stijgers en dalers, en de één is beter dan de ander.
Vorige week heeft de Financial Times resultaten gepubliceerd van de Foreign Direct Investment Index. Deze index aggregeert scores op een set kwantitatieve economische en infrastructurele indicatoren van steden en regio’s. Hoeveel topuniversiteiten zijn er aanwezig? Wat is de internetsnelheid? Hoeveel kost een ongeschoolde en een hooggeschoolde arbeider? Ik telde zo’n tachtig indicatoren die, allen tezamen, een aardig beeld schetsen van de aantrekkelijkheid van een stad of regio. Hoe dat precies gebeurt is onduidelijk, want de weging is geheim.
De stad Eindhoven heeft een 16e plaats bemachtigd, boven steden als Hamburg, Berlijn en Basel, maar moet het onderspit delven tegen London, Parijs en Amsterdam. Dat was nogal een teleurstelling; twee jaar geleden was Eindhoven nog derde. Het Eindhovens Dagblad sprak over een ‘duikeling’ en het FD constateerde ‘Eindhoven zakt flink’.
Wat ik mis in de berichtgeving zijn de vervolgvragen: wat is er dan veranderd de afgelopen twee jaar? Wat voor massale verschuiving heeft er plaats gevonden in het economisch presteren of de verbindingsgraad van de regio, dat we nu ingehaald worden door maar liefst dertien steden ? Volgens mij worden deze vragen niet gesteld, omdat het antwoord niet nieuwswaardig is. Er is niet zo veel veranderd. Wie de regio kent, weet dat er géén FT Global 500 companies vertrokken zijn, dat we niet corrupter zijn dan in 2014 en, naar mijn beste weten, is ook Eindhoven Airport niet met de noorderzon vertrokken. Allemaal criteria die meegewogen worden.
Wat wél veranderd is, is de manier om de totaalscore te berekenen. Het onderzoeksteam maakt ook een kwalitatieve beschrijving van de regionale strategie om het investeringsklimaat te bevorderen. In 2014 werd deze nog meegewogen in de berekening, dit jaar niet meer. Maar dit is nu net waar Eindhoven de afgelopen jaren aantoonbaar sterk in is geweest. Het lijkt me voor de hand liggen dat de nieuwe wijze van berekenen een belangrijk effect heeft gehad.
Ik zeg niet dat lijstjes en rankings nutteloos zijn. Opname in de bovenste regionen van een lijst vormt een belangrijke vorm van erkenning voor de professionals die een stad, regio, school of bedrijf tot sterke prestaties hebben geleid. Bovendien leidt het ook tot herkenning en een vliegwieleffect. Maar ik pleit wel voor een gezonde kritische houding als het gaat om de precieze eindstand. Deze is vaak erg afhankelijk van de opgenomen criteria en de weging die ze krijgen. Het is lastig daar de vinger achter te krijgen. Als het al niet geheim is.
Jurriaan Nijholt