Tot voor kort was er geen mens in ons land die eraan twijfelde dat onze economie volledig draait op de Randstad. De zeehaven van Rotterdam, de luchthaven van Schiphol en de financiële bedrijvigheid op de Amsterdamse Zuidas zijn verantwoordelijk zijn voor ons economisch welbevinden. Toch?
Nou, niet helemaal.
In het zuiden wisten we al langer dat dat beeld eigenlijk wat genuanceerder ligt. Dat er inmiddels behoorlijk wat parameters zijn waarop Brainport een prominente positie inneemt als economische hub. En dat er nog geen einde is aan de groei. Maar ja, dat kun je zelf wel heel hard roepen, maar zelfs met alle aanwezige bewijslast blijft toch een soort Calimero-effect houden. Hey Amsterdam, hey Rotterdam, heyhey Den Haag, wij zijn ook hartstikke belangrijk hoor! Niet handig en bovendien weinig effectief. Logisch ook dat Brainport, al dan niet vanuit een Brabantse bescheidenheid, dat roeptoeteren meestal maar achterwege laat.
Juist daarom kan het rapport “Mainports voorbij” van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli) wel eens heel belangrijk worden. Deze adviesraad voor regering en parlement concludeert onomwonden dat Brainport minstens zo krachtig en belangrijk is als de ‘mainports’ Rotterdam en Schiphol die sinds de jaren ’80 zoveel aandacht kregen. En minstens zo interessant: De Rli koppelt daaraan het advies om de focus te verbreden: niet meer alle ballen op de Mainports, maar minstens zoveel aandacht voor Brainport.
De Rli is niet de eerste de beste. Voor de ministeries van Economische Zaken en Infrastructuur is hun wijze raad een belangrijke basis voor nieuw beleid. Nou moeten we ons niet meteen voorstellen dat dit vanaf morgen zichtbaar is, maar we mogen er wel van uitgaan dat het Rli-advies in een nieuw regeerakkoord (dat als het goed is ergens in de loop van 2017 zal worden afgesloten) een prominente plek krijgt.
Dat is overigens geen vanzelfsprekendheid en de Brainportobby zal daarvoor nog overuren moeten maken. Maar hoe dan ook mag de ideale Rli-voorzet niet onbenut blijven. Er is nog pakweg een jaar beschikbaar, lang genoeg dus voor het kneden van alle potentiële toekomstige coalitiepartijen.
Dat wil niet zeggen dat de Brabantse bescheidenheid ineens moet omslaan in Amsterdamse bravoure. Dat past ons niet én het zou de zo belangrijke samenwerking met die traditionele economische hotspots onnodig op het spel zetten. Natuurlijk zijn de mainports ongelukkig met de constateringen van de Raad en dan helpt het niet nog eens wat zout in de wonden te strooien. Maar het gaat niet alleen om de vorm, er is ook een belangrijke inhoudelijke reden om terughoudend te zijn: Brainport heeft ook in de nu vastgestelde ‘nieuwe verhoudingen’ de klassieke mainports hard nodig. Beter gezegd: de regio’s hebben elkaar nodig, precies zoals Rli ook zelf concludeert. Niet voor niets zijn er onlangs akkoorden gesloten in REOS en met Randstad-Zuid.
Het is dus zaak geheel in de lijn van het advies van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur door te pakken. Dat wil zeggen: nadruk op het belang van het geheel, een integraal economisch beleid met aandacht voor alle belangrijke economische hotspots in plaats van slechts een paar. Dat die lobby vanaf nu gevoerd kan worden vanuit een “officieel erkende” zuidelijke kracht, dat is daarbij mooi meegenomen.
Lees ook: Brainport essentieel voor BV Nederland