Europe, AI-generated image
Author profile picture

Oostenrijk, Frankrijk, België en Nederland zijn hun voorsprong in arbeidskosteneffectiviteit aan het verliezen, ten gunste van zuidelijke tegenhangers als Spanje, Italië en Griekenland. Ook Ierland maakt een sprong vooruit. De eens zo grote verschillen in arbeidskosten per producteenheid zijn na de eurocrisis aanzienlijk kleiner geworden. De pandemie heeft deze verschuiving versneld, waardoor investeringspatronen en productiviteitsgroei opnieuw moeten worden bekeken. De oorspronkelijke leden van de eurozone worstelen nu met een veranderend concurrentielandschap waarin de noordelijke landen zich moeten aanpassen of het risico lopen verder achteruit te gaan. Een onderzoeksrapport van ING laat zien dat de balans binnen de Europese Unie enorm is veranderd.

Toen de Europese Monetaire Unie werd opgericht, werd Noord-Europa geprezen om zijn economische stabiliteit en concurrentievermogen. Een ingewikkeld web van hoge productiviteit, innovatie en efficiënte arbeidsmarkten plaatste deze landen in de economische voorhoede. Recente gegevens tonen echter een ander verhaal. Het concurrentievermogen van Noord-Europa op het gebied van arbeid is aan het wankelen in een veranderend economisch landschap.

Kostenconcurrentievermogen

De eurozone is getuige geweest van een convergentie in het concurrentievermogen, met name in de relatieve arbeidskosten per eenheid product, een belangrijke maatstaf voor de kostenefficiëntie van de arbeidskrachten van een land. Deze verandering is het meest uitgesproken sinds het begin van de eurocrisis en heeft geleid tot een aanzienlijke verschuiving in het economische evenwicht binnen de unie.

Oostenrijk, Frankrijk, België en Nederland, ooit bolwerken van concurrentie op arbeidskosten, hebben hun voordelen zien afbrokkelen. Hun gemiddelde arbeidskosten zijn gestegen in verhouding tot hun productie, waardoor hun concurrentievoordeel is afgenomen. Duitsland daarentegen heeft een relatief stabiele positie behouden, hoewel het zich ook zorgen maakt over de toekomstige groei.

Italië, Spanje, Griekenland en Ierland daarentegen hebben hun positie verbeterd. Deze Zuid-Europese economieën (en Ierland) hebben vooruitgang geboekt in het herwinnen van hun interne concurrentievermogen, een cruciale factor in hun economische heropleving. Als gevolg daarvan zijn de investeringen in deze regio’s sinds de pandemie aanzienlijk toegenomen, wat duidt op een hernieuwd vertrouwen in hun groeivooruitzichten.

© ING

Productiviteit als kern van het probleem

De oorzaak van deze verschuiving in het concurrentievermogen op arbeidskosten is tweeledig: investeringen en productiviteit. In het eerste decennium van de euro was er een grote instroom van kapitaal in de periferie, wat leidde tot investeringen die achteraf gezien relatief onproductief waren, concludeert ING. Dit vormde de basis voor de huidige verschillen. Bovendien heeft de zwakke productiviteitsgroei in het afgelopen decennium het probleem verergerd, vooral in de noordelijke landen.

De pandemie heeft als katalysator gewerkt voor deze onderliggende trends. De arbeidskosten per eenheid product zijn in de periode na de pandemie versneld gestegen, waaruit blijkt dat de noordelijke landen dringend iets moeten doen aan hun afnemende concurrentievermogen. De investeringen die sinds de pandemie zijn gedaan, hebben een patroon gevolgd dat vergelijkbaar is met het tijdperk vóór de crisis, waarbij de meeste perifere markten een enorme groei op dit gebied hebben doorgemaakt.

De precaire positie van Duitsland

Ondanks zijn relatieve stabiliteit wordt Duitsland nu opnieuw ‘de zieke man van Europa’ genoemd. Zorgen over de concurrentiepositie van het land op het gebied van arbeidskosten worden toegevoegd aan een groeiende lijst van zorgen over zijn groeimodel. Het land dat ooit de Europese economie leidde, staat nu voor de enorme taak om zijn arbeidsmarkt nieuw leven in te blazen om de uitdaging van het verjongde Zuiden het hoofd te bieden.

Zoals DG ECFIN van de Europese Commissie en ING Research benadrukken, hebben Nederland en Oostenrijk van de oorspronkelijke 12 eurolanden sinds de invoering van de euro het meest te lijden onder de concurrentie op het gebied van arbeidskosten. Dit heeft gevolgen voor toekomstige investeringsbeslissingen, aangezien bedrijven op zoek kunnen gaan naar meer kosteneffectieve omgevingen, mogelijk binnen de Zuid-Europese markten die aanzienlijke verbeteringen hebben laten zien.