Solar geo-engineering – terugkaatsing van zonlicht om de opwarming van de aarde tegen te gaan – blijft de gemeenschap van klimaatwetenschappers verdelen. Zeker in Nederland, waar één groep de Nederlandse overheid wil overhalen onderzoek naar deze omstreden technologie te stimuleren, en andere deskundigen juist een prominente rol spelen in de recente internationale oproep tot een non-use agreement. Toch is er hoop dat beide kampen nader tot elkaar komen.
We verplaatsen ons naar een fictief 2050. Eerst het goede nieuws: de klimaatdoelen die zo’n dertig jaar eerder werden afgesproken in Parijs en Glasgow, zijn gehaald. Er is nagenoeg netto nul uitstoot.
Het slechte nieuws: het klimaat reageert gevoeliger op CO2 dan we dachten, dus de temperatuurstijging sinds het begin van de industriële revolutie komt alsnog boven de 2 graden uit. Daardoor is het in India nu zo heet dat menselijk leven nauwelijks mogelijk is. India moet iets doen, en kán dat ook: het heeft de middelen om een groot aantal vliegtuigen dagelijks zwavelzuur in de stratosfeer te laten spuiten. De zwaveldeeltjes kaatsen zonlicht terug. Zo hoopt het land de temperaturen weer op een draaglijk niveau te krijgen.
Probleempje: India heeft, samen met zo ongeveer alle andere landen, een non-use agreement ondertekend, waardoor er helemaal geen onderzoek is gedaan naar hoe je solar geo-engineering (zo veilig mogelijk) kunt toepassen. Nu stapt het land uit deze overeenkomst, en neemt het een enorme gok – nood breekt immers wetten. Iedereen houdt de adem in. De effecten van de Indiase maatregel zullen wereldwijd voelbaar zijn.
Controversieel
Aldus een onrustbarend scenario, geschetst door Claudia Wieners, een klimaatwetenschapper die zich aan de Universiteit Utrecht bezighoudt met de controversieelste vorm van solar geo-engineering: het spuiten van reflecterende deeltjes in de stratosfeer, waarbij dus feitelijk een beetje luchtvervuiling wordt toegevoegd aan de luchtvervuiling die er al is. Niet meer dan symptoombestrijding, en nog smoezelig ook.
En dat is dan nog niet eens het bedenkelijkste aspect aan deze techniek: dat is de onzekerheid over de precieze werking, die vooralsnog moeilijk te voorspellen is. Ja, de temperaturen zullen wel dalen, maar misschien ontstaan er – net als met klimaatverandering zelf – allerlei bijwerkingen: stormen, verschuivingen van neerslagpatronen, dus droogtes én enorme regenbuien, afhankelijk van plaatselijke omstandigheden.
En wat te denken van de ontzaglijke bestuurlijke vraagstukken: wie bepaalt wanneer solar geo-engineering wordt toegepast? Wie krijgt daarin een stem en wie niet?
Onvermijdelijke optie
Juist daarom vindt Wieners het wenselijk onderzoek te doen: zij acht het namelijk ‘plausibel’ dat sommige landen deze methode over enkele decennia als een onvermijdelijke optie zullen zien, alle nadelen – en een non-user agreement – ten spijt.
Ook interessant: Schaduwdoek in de ruimte tegen opwarming van de aarde
‘Het zal een hele toer zijn om de voorgenomen klimaatdoelen te bereiken,’ zegt ze, ‘En dan nog is het de vraag of het genoeg is. Welke oplossingen houd je dan over? Misschien alleen tijdelijk, grootschalig ingrijpen om de temperaturen alsnog omlaag te krijgen. Het is een heel onsmakelijk scenario, en ik hoop oprecht dat het niet gebeurt. Maar áls het gebeurt, dan heb ik liever dat landen weten wat misschien wel en wat echt niet werkt dan dat ze iets doen waarvan pas achteraf blijkt dat het niet werkt.’
Herman Russchenberg, directeur van het Climate Institute van de TU Delft, is niet alleen voorstander van onderzoek naar solar-geo-engineering, hij vindt ook dat Nederland daarin het voortouw moet nemen: ‘Ik begrijp de zorgen van tegenstanders over de bestuurlijke aspecten. Daarnaast ben ik het roerend met ze eens dat deze technologie in geen geval ten koste mag gaan van CO2-reductie.
Solar geo-engineering is echt alleen een brandblusser. Daar moeten stevige afspraken over komen. Het is zaak te vermijden dat één land of een machtige private partij ermee aan de haal gaat. Dit onderzoek vergt daarom internationale samenwerking. Daarin kan juist Nederland een prominente rol vervullen. Nederland heeft geen politieke macht, maar wel kennis. En dus zijn wij een veilige haven voor knowhow over solar geo-engineering. Want zelfs al zouden wij onzuivere bedoelingen hebben, dan kunnen we die niet uitvoeren.’
Open Brief
Nu een ander scenario, ditmaal van Jeroen Oomen. Net als Wieners doet hij onderzoek aan de Universiteit van Utrecht. Tevens is hij een van de drijvende krachten achter de Open Brief die zestien klimaatwetenschappers op 17 juni in het wetenschappelijk tijdschrift WIREs publiceerden, waarin zij pleiten voor een non-use agreement.
Het is 2050 en de klimaatdoelen zijn dichterbij gekomen, maar niet gehaald. ‘Omdat,’ zegt Oomen, ‘regeringen te veel energie zijn blijven steken in grootschalige technologische oplossingen, waaronder: onderzoek naar en ontwikkeling van solar geo-engineering. Daardoor zijn ze voorbijgegaan aan sociaaleconomische veranderingen die heel belangrijk zijn voor CO2-vermindering en de strijd tegen de opwarming van aarde. Ik heb het niet eens over de energietransitie op zich, maar over zaken als veeteelt, luchtverkeer. Kwesties waarover we in de nabije toekomst mogelijk cruciale beslissingen moeten nemen. De voorstanders van onderzoek naar solar geo-engineering onderschatten naar mijn idee ook hoe snel de politiek gaat leunen op dit soort technologieën, zonder dat die kunnen wat ze vaak beloven. En dat er ook geld aan kan worden verdiend.’
‘Overheden neigen ertoe van technologische oplossing naar technologische oplossing te zwerven,’ vult Ina Möller aan. Zij doet onderzoek naar klimaatbeleid aan de Universiteit van Wageningen. ‘Bij windenergie hebben we gezien dat zo’n oplossing matig werkt als je geen rekening houdt met sociale aspecten. Dan heb je de keuze: je doet daar wat aan, wat een ondankbare klus is, of je gaat op zoek naar weer een andere grootse technologische oplossing, waarbij je met hetzelfde probleem komt te zitten. Grootschaligheid is ook niet echt de manier om klimaatverandering te bestrijden. Ja, de CO2-uitstoot moet omlaag. Dat is wereldomspannend. Maar hoe je dat moet doen, verschilt van regio tot regio.’
Embryonale fase
Rest de vraag: is alleen al onderzoek naar solar-geo-engineering uit den boze? Daaruit kan toch ook blijken dat het een slecht idee is?
‘Het punt is:’ zegt Oomen, ‘je kunt nog zo veel tests uitvoeren, maar je weet pas hoe het uitpakt als je het echt doet. En als het dan slecht uitpakt, kunnen de gevolgen onbeheersbaar zijn. Daarnaast kan ik me eerlijk gezegd niet voorstellen dat solar geo-engineering uitvoerbaar is zonder een extreme centralisatie van macht. Daar verandert onderzoek niets aan.’
Op dit moment verkeert dat onderzoek hoe dan ook in een embryonale fase. De data in de modellen komen van vulkaanuitbarstingen, waarbij zwavel in de stratosfeer wordt gespuwd. Het eerste praktijkexperiment, SCoPEx werd vorig jaar in Zweden afgeblazen omdat er te veel weerstand tegen was. Terwijl het letterlijk nog maar ging om het oplaten van een proefballon zonder inhoud, een testvlucht.
Wat vindt Oomen van zo’n experimentje? ‘Niet heel boeiend. Wel heb ik de sterke indruk dat de Amerikaanse onderzoeksgroep die hierachter zit, en waaraan Harvard-professor David Keith leiding geeft, bestaat uit mensen die geloven in deze technologie. Ik heb met ze meegelopen, en heb Keith horen voorstellen om de reductie in CO2-uitstoot tijdelijk te vertragen. Dat is voor een klimaatwetenschapper een nogal radicale uitspraak. De rechtvaardiging was dat wij ontwikkelingslanden hun recht op ontwikkeling niet mogen ontzeggen. Mijn tegenargument is dat de afgelopen driehonderd jaar geen enkele technologie specifiek is gebruikt om armen en zwakken te beschermen. Ik twijfel overigens niet aan de oprechtheid van Keiths argumentatie.’
Non-use agreement
Een laatste gedachte-experiment. SCoPEx wordt de bevlogen David Keith uit handen genomen. Claudia Wieners en Herman Russchenberg krijgen de teugels in handen. Wat zou Oomen daarvan vinden? ‘Dan denk ik dat er in ieder geval echt onderzoek komt naar de risico’s. Mijn wantrouwen over hoe een en ander in het politiek systeem wordt opgenomen zal echter niet afnemen. Ik kan me wel voorstellen dat we tot een soort onderzoeksbeleid zouden kunnen komen.’
Oomen doet een handreiking: ‘Persoonlijk denk ik dat onze interventie voor een non-use agreement wordt afgezwakt. Maar dan hebben we er in ieder geval een gesprek over gevoerd. Ik wil sowieso niet dat solar geo-engeneering in de klimaatbeleidsmodellen van het IPCC terecht komt, want dan komt deze technologie geheid van de grond. En daarnaast: ik heb nog niemand een overtuigend argument horen geven dat we niet bang hoeven zijn voor een afleiding van uitstootvermindering. Als we dit soort onderzoeken willen doen, dan moet er in de eerste plaats een raamwerk zijn dat de angst voor die afleiding bezweert. Op dit moment zie ik nog geen houvast. Maar ik wil er zeker wel aan meewerken, en zal er dus ook zeker met Claudia en Herman over praten.’