Op 15 maart zijn niet alleen de verkiezingen voor de Provinciale Staten en Eerste Kamer, maar ook voor de waterschappen. Wat is het belang van de waterschappen in relatie tot klimaatverandering? Een gesprek met de drie Brabantse waterbazen: dijkgraaf Kees Jan de Vet, watergraaf Erik de Ridder en dijkgraaf Mario Jacobs.
Als er zich één partij bewust is van het belang van water en bodem op ons leven, dan is het wel het waterschap. De urgentie achter het uitgangspunt ‘water en bodem sturend’ in ruimtelijke planvorming hoeft niemand ze uit te leggen. Tegelijkertijd is dit ook de partij die in het hele samenspel der krachten misschien wel de minste formele bevoegdheden heeft. “Maar dat hoeft helemaal niet erg te zijn, als je vanuit je autoriteit in plaats van macht handelt”, stelt dijkgraaf Kees Jan de Vet van Brabantse Delta.
Regionale gebiedskennis
“Wij hebben meer regionale gebiedskennis dan wie dan ook en we zijn dé autoriteit op het gebied van water; dat betekent dat niemand om ons heen kan op het thema ‘water en bodem sturend’.” De Vet noemt dat uitgangspunt trouwens geen dogma, maar eerder een “wenkend perspectief”, waar de andere betrokken partijen zich aan kunnen optrekken.
Provincie en gemeenten zijn er om de knopen door te hakken en de genomen besluiten te handhaven, geeft ook watergraaf Erik de Ridder (waterschap De Dommel) aan. “Maar als je de waterschappen alleen zou neerzetten als een functionele uitvoerende overheidslaag zou je ons tekort doen. En omdat we vanaf het allereerste moment aan tafel zitten bij de voorbereiding van ruimtelijke projecten, zijn onze inzichten al in een vroeg stadium heel invloedrijk.”
Dijkgraaf Mario Jacobs (waterschap Aa en Maas) merkt dat ook in de dagelijkse praktijk. “Alles begint met dat inzicht. Natuurlijk komt het uiteindelijk ook aan op de moed om harde besluiten te nemen, want niet alles kan overal. Juist omdat wij de uitgelezen partij zijn om die inzichten gefundeerd met de wereld te delen, moet je onze positie niet onderschatten. Zelfs als we uiteindelijk geen formele bevoegdheden hebben om besluiten te nemen.”
Geleende macht
Dat hun invloed overal merkbaar is, laat onverlet dat de waterschapsbestuurders hun positie graag versterkt zouden zien. “We functioneren nu vooral op geleende macht”, zegt De Ridder. “Het zou goed zijn als de wetgever ons de instrumenten zou geven om ook zelf te kunnen handhaven. De watertoets is onder aan de streep iets optioneels, iets dat aan de kant kan worden gelegd als de verwachte economische ontwikkeling zo belangrijk gevonden wordt dat onze argumenten overruled worden.” Jacobs hoopt dat de minister daad bij het woord voegt en met instrumenten over de brug komt bij de verdere uitwerking van het principe ‘water en bodem sturend’. De Vet kijkt ook naar de gedeputeerde: “Wij vallen niet hiërarchisch onder de provinciale overheid. Bij de provincie moeten ze onze rol nog wat beter gaan doorgronden.”
De drie waterschapsbestuurders hoeven hun achterban er niet meer van te doordringen dat er harde besluiten nodig zijn. Klimaatverandering zit steeds nadrukkelijker in de hoofden van overheden, ondernemers en individuele burgers, zo merken ze. Jacobs: “Die piekbuien helpen ons ons verhaal te vertellen. We zeggen wel eens: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood en af en toe een watersnood.’ Overdreven natuurlijk, maar juist die droogtes en overstromingen maken voor iedereen zichtbaar wat de ernst van de situatie is.” Per regio ziet hij daarin trouwens nog flinke verschillen. “Gemeenten langs de Maas, de Dommel en de Aa snappen het al heel goed, maar hoe verder stroomopwaarts, hoe minder heftig de problemen en hoe lastiger het is om alle partijen te doordringen van het belang om water en bodem sturend te laten zijn. En toch heb je iedereen nodig, ook stroomopwaarts, voor nu en later. We zijn misschien heel goed in dweilen, maar de kraan moet dicht.”
“Geef ons heden ons dagelijks brood en af en toe een watersnood. Overdreven natuurlijk, maar juist die droogtes en overstromingen maken voor iedereen zichtbaar wat de ernst van de situatie is.”
Dijkgraaf Mario Jacobs
Maar daarmee zijn we er nog niet, vult De Vet direct aan. Zeker in de Brabantse Delta is verzilting een serieus probleem geworden. “We hebben last van een opeenstapeling van problemen, waarvan aanhoudende droogte, zeespiegelstijging en rivierwaterdaling de meest in het oog springende zijn. De zoetwaterbeschikbaarheid in West-Brabant is nu al een enorme uitdaging, maar dat zal de komende jaren alleen maar erger worden. De Brabantse Wal is zelfs het droogste en meest stikstofgevoelige gebied van Nederland. Al onze besluiten zijn door die situatie in feite klimaatbesluiten.”
Grenzen aan de maakbaarheid
De weersextremen – of ze nu in droogte of overstromingen uitmonden – laten de grenzen zien van de maakbaarheid van onze ruimtelijke ontwikkeling, zeggen de drie waterschapsbestuurders. Technische oplossingen blijven vanzelfsprekend van belang, maar als water en bodem sturend zijn, is de tijd dat alle heil van de technologie moet komen voorbij. “Dan komt het aan op alle kennis die wij in huis hebben”, zegt De Ridder. “Wij zijn de autoriteit op gebied van water en bodem, het is dus aan ons dat verhaal op een overtuigende manier onder de aandacht te brengen. De vorig jaar gemaakte Klimaatonderlegger is daarbij een nuttig instrument.”
En dus blijven de waterschappen de bestuurders in provincies en gemeenten voeden met hun inzichten om ze daarmee – hopelijk – te doordringen van de noodzaak om meer naar de natuur te luisteren. Dat is helaas niet altijd even vanzelfsprekend, zo stelt De Vet nuchter vast. “Het instellen van de Commissie Droogte was een goed initiatief van de provincie. De aanbevelingen zijn cruciaal, er valt geen tijd meer te verliezen. Hier ligt een grote opgave voor de provinciale bestuurders en besturen van de waterschappen. De ernst van de verdroging is zo groot dat er een grote verbouwing nodig is, zowel letterlijk als figuurlijk. Realiseren we ons wel dat Brabant de enige provincie is die al het drinkwater onder natuurgebieden weghaalt? We moeten dus als de weerga nadenken over alternatieve onttrekkingen.”
Samenwerking met natuurorganisaties en waterbedrijven
Daarbij koesteren de waterschappen hun goede verhoudingen met de natuurorganisaties en waterbedrijven. In West-Brabant wordt bijvoorbeeld samengewerkt aan maatregelen om de zoetwaterbeschikbaarheid te blijven garanderen. Maar er is meer nodig dan dat. “Het houdt niet op bij de inzet van overheden, ondernemers en investeerders”, waarschuwt Jacobs. “Elke burger kan wat doen. Haal de tegels uit je tuin, zaag de regenpijp af als die uitkomt op het riool.”
En zie de waterschappen als een bondgenoot in plaats van een obstakel, vult De Ridder aan. “We snappen echt wel dat het pijnlijk kan zijn voor een ondernemer als de provincie op een gegeven moment verbiedt te bouwen in een gebied waarvan wij hebben gezegd dat het vanwege waterberging onwenselijk is. Maar besef dan ook dat zo’n besluit op de lange termijn echt het beste is voor iedereen. En los daarvan, we zijn altijd bereid om mee te denken over alternatieven die wel verstandig zijn.”