(dit interview met Rob van Gijzel is tevens te lezen in het augustusnummer van onze krant. Een exemplaar bestellen? Dat kan door 3,50 euro over te maken op bankrekening NL59RABO0301888213 tnv Media52 BV, onder vermelding van uw exacte adresgegevens.)
De waan van de dag overheerst alles, zowel in de politiek als in de journalistiek. De redding van de ijsbaan, de bouw van een studentenflat, de keuze voor of tegen ontwikkeling van een bedrijventerrein, de aanpak van de VDMA: allemaal relevant voor de lange termijn maar de politieke discussies erover worden vaak bepaald door het directe effect.
Reden temeer om een keer met wat extra afstand, ook in tijd, naar de stad te kijken. Samen met de eerste burger, Rob van Gijzel, die het idee direct zag zitten en er – zeer ongebruikelijk – een hele middag voor vrijroosterde. En dus fietsen we op deze bewolkte julidag samen door de stad, op zoek naar plekken die het leven van de bewoners in pakweg 2030 zullen bepalen.
Uiteindelijk blijkt de tijd natuurlijk toch weer veel te kort want de stad is groot en Rob van Gijzel is een man met aandacht voor de details en de nuanceringen. Iemand die het ene boek na het andere rapport citeert om duidelijk te maken dat hij het ook allemaal niet zelf verzint. En iemand die zijn visie met lenigheid laat switchen tussen de de ambities die in 2030 moeten hebben geleid tot een (nog) betere stad en het besef dat niemand 15 jaar vooruit kan kijken. Op die manier tekent hij ergens tussen het droombeeld van de zichzelf organiserende burgers en het doemscenario van de onmachtige overheid de contouren van Eindhoven in 2030.
Die contouren blijken zowel abstract als concreet. Noodzakelijke nieuwe bestuursdialogen passeren even makkelijk de revue als de invulling van het tech-museum en – jawel – het balkon van Eindhoven.
Of het er van gaat komen, weet Van Gijzel niet, maar dat maakt zijn overtuiging niet minder groot: het zou heel goed zijn als in 2030 de echte macht lager georganiseerd is. Meer op stads- dan op staatsniveau. “Niet omdat ik nu toevallig verantwoordelijk ben voor zo’n stad, maar omdat steden, wereldwijd, meer en meer de plekken zijn waar het gebeurt. En waar werkbare afspraken gemaakt kunnen worden. Kijk, als er een handelsakkoord wordt getekend tussen twee staatshoofden dan heb je een document. Maar pas als twee burgemeesters daar een invulling aan verbinden, dan pas zal er iets gebeuren.”
De nationale eenheidsstaat gaat over papier en woorden, zegt het voormalige PvdA-tweedekamerlid. “Maar intussen zitten we met een onmachtige landelijke overheid die niet snapt dat er juist voor de steden grote opdrachten liggen. Over openbaar vervoer, zorg, energie, vervoer, alles zal op de schop moeten. En pas op he, niet alleen om het efficienter of goedkoper te maken, juist ook om het menselijker te krijgen. De staat is daartoe steeds minder in staat. En toch komt nu 90% van alle belastingen bij diezelfde rijksoverheid terecht – hoe kan al dat geld dan ooit goed verdeeld worden?”
Steden die nu groter zijn dan 100.000 inwoners zullen voorlopig blijven doorgroeien, is Van Gijzels verwachting. Niet alleen als een natuurlijk proces, maar ook als middel om het voorzieningenniveau op peil te kunnen houden. Van Gijzel verraste begin dit jaar vriend en vijand met zijn pleidooi voor een Eindhoven met – op termijn – minimaal 300.000 inwoners. “Sorry, ik weet dat we het vanmiddag niet over 2015 zouden hebben, maar het moet maar even: die hele discussie over het al dan niet sluiten van de ijsbaan – een van die mooie voorzieningen waar ik het over heb – zou echt niet nodig zijn als we die 300.000 inwoners zouden hebben. Iedereen voelt dat we een ijsbaan, een zwembad, een theater, een muziekgebouw nodig hebben, zowel voor onze eigen burgers als voor de kenniswerkers die we nog willen aantrekken. Maar nu staan die, ook dat is begrijpelijk, ter discussie omdat we ze simpelweg niet betaald krijgen. Alleen met meer inwoners kunnen we dat debat beslechten.”
Slimmer Leven
Van Gijzel is er vast van overtuigd dat de tijd dat alles van bovenaf en centraal geregeld kon worden, in 2030 voorbij zal zijn. “Daarom is dat energieakkoord dat we nu hebben ook zo waardeloos. Gewoon omdat het afgesloten is met bedrijven die geloven in centrale aanlevering van stroom, via windparken ergens ver weg. Onhoudbaar natuurlijk. De hele centrale, verticale wereld zoals we die nu kennen, die kenniskolom met het zwaartepunt bovenin, die is weg in 2030. Maar dat betekent niet dat daarmee de conflicten uit de wereld zijn, integendeel. De kans is groot dat het allemaal nog wat ingewikkelder wordt, zeker omdat iedereen met iedereen in contact staat. Dat vergt dus nieuwe manieren van organiseren, op basis van de verbanden die mensen nu al met elkaar aan het leggen zijn.”
De her en der opborrelende collectieven voor energie, verzekeringen en dergelijke zijn daar volgens Van Gijzel de eerste voorbeelden van. “Maar ook wat hier in de stad rond “Slimmer Leven” gebeurt. Burgers die gebruik maken van nieuwe technieken om hun leven te verbeteren. Mooi om te zien hoe Eindhoven hierin voorop loopt.”
Van Gijzel heeft eerder zijn zorgen geuit over de manier waarop overheden, bijna reflexmatig, reageren op de maatschappelijke gevolgen van nieuwe technologieen. Misschien is hij er, als burgemeester van de stad die de laatste honderd jaar bij uitstek open stond voor technologische veranderingen, extra gevoelig voor. In elk geval vraagt zich hardop af of we in 2030 de dialoog al zullen hebben gevonden. “Iedereen heeft toegang tot de wereld, die connectiviteit is onbeperkt. Maar hoe gaan we in gezamenlijkheid de verbanden leggen die nodig zijn om echt als maatschappij te kunnen opereren?”
Er zijn twee mechanismen die in werking treden bij de komst van een nieuwe, disruptieve technologische ontwikkeling, ziet Van Gijzel. “Aan de ene kant is er het wegkijken. We weten niet wat we zien, we willen ons er niet in verdiepen ook, en dus houden we het tegen. Op totaal oneigenlijke gronden. Neem Airbnb. Of Uberpop. Dat mag allemaal niet omdat het volgens een bange overheid ten koste zou kunnen gaan van de belastinginkomsten. Nou, ik weet niet of je wel eens met Uber hebt gereden, maar elke afgelegde centimeter en elke transactie wordt vastgelegd. Hoe moeilijk kan het zijn om dat in de systemen te krijgen?”
Het tweede mechanisme heeft volgens Van Gijzel te maken met de beweging richting Internet of Things, de verbondenheid van alles en iedereen via het internet. “De Apple Watch is een prachtig ding maar welke gebruiker beseft dat ergens in California alles wordt opgeslagen wat je doet en laat? Hoeveel sigaretten je rookt, hoeveel whiskey je drinkt, hoe laat je naar bed gaat. Grote bedrijven die als een nieuw soort overheden bezig zijn – maar zonder de bijbehorende democratische verantwoordingen.”
Bij beide mechanismen heeft de overheid het nakijken. “Die reageert pas als ambtenaren het hebben ontdekt of een Kamerlid het in de krant heeft gelezen. In het beste geval komt er dan een proces van wetgeving op gang. Tweede Kamer, Eerste Kamer, Raad van State, je bent zo ruim twee jaar verder. En inderdaad, dan is alles alweer achterhaald.”
Juist ook om die reden wil Van Gijzel de komende jaren een apart overheidsprogramma aan de Singularity University, die zich later dit jaar in Eindhoven moet gaan vestigen. “Daar is de behoefte immers het grootst. We moeten op alle niveaus af van de Pavlovreacties in onze maatschappij. Ontwikkelingen blokkeren, schermen met wetten waarvan iedereen ziet dat ze verouderd zijn, eindeloze juridische procedures… hoe mooi zou het zijn als we er in 2030 in geslaagd zouden zijn al die ethische uitdagingen waar we voor staan – en geloof me, dat zijn er nogal wat – samen te lijf te gaan? De Apples, de overheden en de zichzelf organiserende burgers samen dus. Misschien komen we dan inderdaad tot die nieuwe democratische structuur die beter werkt dan de huidige. Eentje die in staat is gebleken de disruptieve krachten opnieuw te organiseren.”
Dat daar, onder aan de streep, toch een overheid voor nodig is, daarvan is Van Gijzel ondanks alles wel overtuigd. “In California gaan stemmen op om het zonder overheid te doen. Ik geloof daar niet in. Want er komt altijd wel ergens een moment dat het publieke belang in strijd komt met het persoonlijke en het bedrijfsmatige. Juist dan moet er een overheid zijn die voor dat publieke belang opkomt.”
Waar een fietstocht door de stad al niet toe leidt. Aan abstracte, bestuurskundige bespiegelingen geen gebrek. Maar er zijn ook voldoende concrete ankers onderweg. Natuurlijk wijst Van Gijzel om de haverklap op allerlei geplande of gewenste ontwikkelingen (“dit wordt prachtig hier, let maar op”, als we bij de VDMA langsfietsen) en noemt hij de vele hijskranen die we onderweg zien “het bewijs van de economische vooruitgang”, maar deze burgemeester is allesbehalve blind voor de mindere kanten van de stad. De Boschdijk, het plein tussen Marconilaan en Kronehoefstraat, hij noemt het het allerlelijkste resultaat van de stadsplanning uit het verleden.
Om te weten te komen hoe dat anders kan, neemt Van Gijzel ons mee naar het station. De trap op bij spoor 1 en dan helemaal terug het perron af, richting Bijenkorf, “het pareltje”. Hij wijst op de betonnen kolossen aan de noordzijde, met daar vlak achter een uitzondering: “Kijk die architect heeft het begrepen. En ik houd me verre van een oordeel over wat mooi is en wat niet he, maar alleen al door bovenop die flat wat extra versieringen te plaatsen, laat je zien dat je meer wilt dan pure functionaliteit. Ik maak me daar eerlijk gezegd wel wat zorgen over: zijn wij met z’n allen in staat om boven die middelmatigheid uit te bouwen? Ook dat bepaalt het toekomstige succes van deze stad.”
De ogen gaan van ver weg naar dichtbij, het perron zelf. “Het balkon van Eindhoven!” Van Gijzel glundert van oor tot oor als hij de woorden uitspreekt. “Ja, het balkon. Waar we nu staan, denk eens even die sporen weg want die liggen straks gewoon onder de grond. Maar dit talud, dat blijft en dat wordt de allermooiste A-lokatie die de stad te bieden heeft. Als een heus balkon dat naar twee kanten toe de hand uitsteekt naar de stad. Zoals bij de Spaanse trappen in Rome. Nu is het een blokkade, maar dat komt door die treinen. Straks is het de verbinding, van hier tot aan Strijp-S. Zeker als we nog iets moois kunnen doen met het PSV-stadion, dat wat mij betreft helemaal over het spoor heen mag komen.” Het zou zomaar die grote conferentielocatie kunnen worden waarvan Van Gijzel vindt dat de stad er behoefte aan heeft.
En nu we toch op het spoor staan, wil de burgemeester nog wel even kwijt dat die HSL-verbinding met Dusseldorf en Aken er tegen 2030 toch wel zal moeten liggen. “De lobby draait op volle toeren. Helaas zijn dat ingewikkelde processen die te maken hebben met allerlei concessies aan allerlei partijen en dat het grensoverschrijdend is maakt het nog een graadje moeilijker. Maar het belang van zo’n lijn kan niemand toch ontkennen? Er is maar een plek op de wereld waar de handel tussen twee landen intensiever is dan tussen ons en Duitsland, maar dan noem je ook twee landen: de VS met Canada.”
We lopen de trap weer af naar de vertrekhal, maar voordat we daar aankomen stopt Van Gijzel bij een lege muur. Met grote armgebaren tekent hij de lijnen tussen steden die voor Eindhoven van belang zijn – of worden. “Het gaat om vijf lagen van samenwerking, die elkaar aanvullen. Kijk, als hier Eindhoven ligt, heb je natuurlijk in eerste instantie de eigen regio, Brainport. Dan de lijnen met Brabantstad, met name Den Bosch en Tilburg, ons daily urban system. Daarboven de driehoek Eindhoven – Den Haag/Rotterdam – Amsterdam.” Hij tekent met zijn vinger auto’s tussen Eindhoven en Amsterdam (“uitwisseling van design en technologie”) en vrachtwagens tussen Eindhoven en Rotterdam (“onderweg naar en van Duitsland) om – bijna in een bijzin – nog even te wijzen op de omvang van de Rotterdamse containerhandel die inmiddels in de schaduw staat van wat ASML in zijn eentje produceert. “En boven die nationale lijnen lopen de internationale contacten, waar Eindhoven als onderdeel van die Nederlandse samenwerkingen van meeprofiteert. Maar los daarvan heeft Eindhoven nog de hele specifieke lijnen lopen met vergelijkbare tech-regio’s in bijvoorbeeld Taipee en Canada.”
We fietsen verder, richting Strijp-T, om de plussen en minnen van de lokale bedrijvigheid te bespreken. Van Gijzel valt geen moment stil, maar heeft ook constant zijn omgeving in de gaten. Alsof hij wil voorkomen dat hij een Eindhovenaar die hem wil begroeten over het hoofd ziet. Bij terrassen steekt hij het hoofd nog iets hoger boven de schouders uit, zwaait af en toe.
Het gesprek komt onvermijdelijk ook op het technologiemuseum. Bij zijn aantreden, in 2008 had hij het er al over: een stad als Eindhoven zou een Rijksmuseum voor technologie moeten herbergen. En eigenlijk ook een designmuseum. Maar tot op heden bleef het bij die wens, hoe vaak hij hem in de jaren die volgden ook herhaalde. Hoe staat het er mee, kunnen de Eindhovenaren in 2030 dan eindelijk naar die opvolger van het Evoluon toe?
“Dat techmuseum gaat er zeker komen. Maar of dat de vorm is die we gewend zijn van musea, dat is nog maar de vraag. Misschien moeten we wel af van de gedachte van een gebouw waarin je iets presenteert. Zeker op het gebied van technologie loop je daarmee immers het grote risico dat je collectie verouderd is voordat het goed en wel zichtbaar is. Daarom spelen we nu met een andere gedachte. Stel je eens voor dat je telkens drie maanden lang een bepaald thema – denk aan zorg, voedsel, licht, enzovoort – helemaal gaat uitwerken en dat je dat samen met een aantal andere tech-steden op de wereld doet. Dan krijg je een soort rondreizende collectie die op elke plek bepaalde extra accenten krijgt en ook elke keer weer wordt aangevuld met de lokale kennis op dat thema. Na drie maanden verhuist het hele programma naar de volgende stad, waarna wij weer een thema van een andere stad krijgen. Zo heb je een constant veranderende, constant actuele en constant aanwezige tech-collectie in je stad. Zeker als we dat kunnen koppelen aan een nieuwe manier van dialoog met het publiek, zie ik dat enorm zitten.”
Een andere gedachtenlijn rond een tech-collectie noemt Van Gijzel de fenomenenroute. “Letterlijk een route langs de tech-milestones van onze stad. De plek waar de cd is uitgevonden hoort daar natuurlijk bij, maar ook waar de gloeilamp werd ontwikkeld en het NatLab. Al wandelend langs die plekken overvalt de verwondering je als het ware. Komt dat echt allemaal uit Eindhoven? Ja, echt, dat kom allemaal uit Eindhoven.”
We fietsen om Strijp-T heen, maar komen tijd tekort voor de geplande bocht terug via Woensel. We stoppen nog even voor de oude energiecentrale, binnenkort omgebouwd tot “innovation powerhouse” als het aan designer Ad van Berlo ligt. Asbestverwijderaars zijn er nog in volle gang. “Dit is eigenlijk een lastiger gebied dan Strijp-S, omdat je met verschillende eigenaren te maken hebt. Maar lastig, ach, dat zijn we wel gewend hier. Job Cohen zei ooit tegen mij “man, jullie moeten er wel hard voor werken he”. Maar eigenlijk is dat de enige manier, of je nou in Amsterdam zit, in Silicon Valley of in Eindhoven. Als je voorop wilt blijven lopen, moet je vooruit kijken. Nooit berusten omdat het toch al goed genoeg gaat, want voor je het weet ben je je plek dan kwijt.”
Waarna de sprint naar het stadhuis wordt ingezet. 2030 moet weer even plaatsmaken voor de waan van de dag: de Lichtstadderby tussen PSV en FC Eindhoven wordt gespeeld. Van Gijzel kan vanzelfsprekend niet ontbreken bij dit jaarlijkse event, maar hij ziet het allerminst als een verplichting. “En, wat denk jij dat het gaat worden?”
Foto’s Ralph Roelse