Binnen de organisatie ENGAGE.EU probeert Tilburg University samen te werken met zes andere universiteiten in Europa. Het programma moet onder meer uitwisselingen makkelijker maken. De eerste fase is inmiddels achter de rug, maar het programma moet nog flink aan naamsbekendheid winnen. Dit is het achtste verhaal van een serie over de universiteitsregio Tilburg.
Op de campus van Tilburg University breekt de zon door. De ochtendcolleges zijn net begonnen. Studenten wandelen of fietsen van gebouw naar gebouw. Enkele tientallen passerende studenten stellen we de vraag of ze bekend zijn met ENGAGE, een van de belangrijkste internationale programma’s waar de universiteit bij betrokken is. Ja, zegt een enkeling. Nee, is het antwoord zeker dertigmaal.
De antwoorden zijn tekenend voor het gebrek aan bekendheid dat het programma ENGAGE heeft. Binnen het netwerk werkt de universiteit van Tilburg samen met universiteiten uit Mannheim, Toulouse, Rome, Sofia, Bergen en Wenen. Binnenkort sluit Helsinki zich ook aan. Samen willen ze een soort ‘Europese universiteit’ opzetten en ‘de manier waarop we lesgeven, onderzoeken en innoveren veranderen’. De universiteiten willen de ‘grote uitdagingen waarmee Europa wordt geconfronteerd’ tackelen, zoals digitalisering, klimaatverandering, vergrijzing en migratie. De samenwerking is een erkende Europe University Alliance, zoals universiteitssamenwerkingen internationaal genoemd worden.
Boudewijn Haverkort is namens Tilburg University vicevoorzitter van het netwerk. Ondanks dat het programma onder studenten wellicht nog niet zo bekend is, brengt de samenwerking binnen ENGAGE veel teweeg, óók in Tilburg. “We kunnen wel zeggen dat we heel succesvol zijn met ENGAGE”, vertelt hij vanachter zijn bureau. “De rectoren van de universiteiten ontmoeten elkaar regelmatig online en twee keer per jaar live. Dat is niet niks, dat dat gebeurt. Ik denk dat in Tilburg misschien wel honderd stafmedewerkers op allerlei manieren samenwerken met die andere universiteiten.”
Geen studiepunten
Maar wat behelst het programma precies? De universiteiten willen er onder meer voor zorgen dat het makkelijker wordt om een tijdje op een van de andere universiteiten te studeren. “Ik leg er persoonlijk eer mee in dat iedere student een Europese ervaring krijg tijdens zijn opleiding. Nu geldt dat voor ongeveer een kwart, dat is nog best weinig”, zegt Haverkort. Door middel van zomerscholen, zogenaamde ‘expeditions’ van een week en onlinelessen wil ENGAGE meer studenten verleiden in het buitenland ervaring op te doen.
Zoals vorig jaar, toen studenten naar de campus van Tilburg University kwamen om aan zo’n vijfdaagse expedition mee te doen: ongeveer 3 studenten per universiteit, 25 in totaal. De studenten deden voor de gemeente Tilburg, onderzoeksinstituut Het PON & Telos en de gemeente Mannheim onderzoek naar de energietransitie. Daarvoor deelden ze hun onderzoeken in de raadzaal van het gemeentehuis en gingen ze op excursie door de stad.
Zulke expedities laten zien dat er leven in de brouwerij zit. Al gaat het nog niet vlekkeloos, erkent ook Haverkort. Studenten krijgen namelijk niet altijd studiepunten als ze aan een van de zeven universiteiten lessen volgen. “Dat is niet altijd even makkelijk voor elkaar te krijgen. Soms willen studenten wel meedoen, maar als ze dan te horen krijgen dat de studiepunten die ze elders halen hier niet worden goedgekeurd, dan zijn ze terughoudend. En dat is jammer. Ik ben er wel actief mee bezig dat we daar meer aan gaan doen en dat studiepunten ook voor alle studenten hetzelfde waard zijn. Bij sommige opleidingen gaat dat makkelijker dan bij andere.”
Promotietrajecten regelen bij de zeven universiteiten is eveneens geen eitje, weet Haverkort. “De regelgeving rondom promotietrajecten is tussen universiteiten in Nederland al niet helemaal hetzelfde, laat staan wanneer je de grens over gaat,” vertelt hij. “Als de universiteiten iets willen afspreken moeten we allemaal met die afspraak terug naar huis en dan moet je hier heel het circuit door; met de rector praten, met de diverse commissies praten… Willen we dit en kunnen we dit? Dat vergt dus veel tijd en moeite, maar het is toch de bedoeling dat we elkaar daarin gaan proberen te vinden.”
Haverkort snapt het dan ook dat medewerkers van de universiteiten het programma soms als ‘extra werk’ zien. “Zo kun je er tegenaan kijken en dat gebeurt her en der, dat zal ik niet onder stoelen of banken steken. Tegelijkertijd lukt het ons wel om meer en meer mensen ervan te overtuigen dat dit belangrijk is. ENGAGE is de toekomst van het universitaire landschap van Europa”, vindt hij. “Ik denk dat ik niet hoef te onderstrepen hoe belangrijk het is om als Europa als geheel ergens voor te gaan staan.”
Zeven miljoen euro
De Europese Commissie onderstreept de missie van ENGAGE en heeft het programma bij de start in november 2020 een subsidie gegeven. En een flinke ook: vijf miljoen euro werd er besteed om de samenwerking van de grond te tillen. Een jaar later kreeg het samenwerkingsverband er nog ruim twee miljoen euro bij via het Horizon-programma, eveneens vanuit de Europese Unie. In oktober van dit jaar loopt de subsidie van vijf miljoen euro af, de subsidie van ruim twee miljoen euro is nog houdbaar tot en met september volgend jaar.
De vraag is of dat een beetje goed besteed geld is. Tessa Chambon, voorzitter van het ‘Board of Learners’ van ENGAGE, denkt dat het nog beter kan. Het Board of Learners bestaat uit studenten van de universiteiten en geeft de universiteiten gevraagd en ongevraagd advies over wat er beter kan. “ENGAGE is natuurlijk ontzettend gaaf, maar het is heel erg lastig om een uniek product op de kaart te zetten. Een student kan eigenlijk al heel lang gemakkelijk op uitwisseling naar allerlei universiteiten over de hele wereld”, erkent Chambon.
Daarom moet ENGAGE op zoek naar zijn onderscheidende karakter. “Wij willen van studenten weten wat de dingen zijn die ze missen in een normale uitwisseling.” De Board wil bijvoorbeeld dat studenten ook na een uitwisseling betrokken blijven bij andere scholen op het continent, vertelt Chambon. “In plaats van dat een student op uitwisseling gaat naar Duitsland en weer in zijn eentje terugkomt, willen we echt dat netwerk gaan opbouwen van iedereen die aan ENGAGE meedoet, zodat het een soort eigen community gaat worden.”
Vooralsnog weten te weinig studenten van het bestaan van ENGAGE om dat model goed van de grond te krijgen. Chambon: “Ik denk dat negen van de tien studenten niet weten wat het is en wat de mogelijkheden zijn. Met board zijn we dus ook heel erg bezig om de promotie van het programma aan te moedigen en te verbeteren. Nu kent eigenlijk bijna niemand het en dat is natuurlijk superzonde”, zegt ze.
Aan de inzet van Tilburg University ligt het volgens Haverkort en Chambon echter niet; die doet al veel om het programma onder de aandacht te brengen. “Het huidige college van bestuur staat hier pal achter, die vindt dit heel erg belangrijk. Wim van de Donk is bij uitstek iemand die Europees denkt”, zegt Haverkort. Chambon: “We willen in de tweede fase zelf wel wat meer gaan ondernemen, door ook echt op de campus te gaan staan of een standje te openen op een exchange fair, zodat we voor studenten in elk geval wat meer zichtbaar zijn.”
Als deze eerste fase in oktober afloopt, wil het netwerk namelijk graag een tweede fase in. Inmiddels hebben de universiteiten daarvoor een nieuwe subsidie-aanvraag gedaan en horen ze vóór de zomer of ze die ook toebedeeld krijgen. De alliantie is voor die nieuwe aanvraag meer op de hoofdlijnen gaan zitten, vertelt Haverkort. “En wat minder op de details. Dat hebben we bij de eerste aanvraag wel gedaan, maar dat geeft weinig ruimte om nog een andere weg in te slaan. Het is in elk geval belangrijk dat we in die tweede fase gaan denken vanuit het gezamenlijke en minder vanuit wat wel of niet kan vanuit de thuisuniversiteit. Alleen zo kunnen we als netwerk groeien.”
Deze serie verschijnt ook bij Brabants Dagblad en is mede tot stand gekomen met steun van het Tilburgs Mediafonds.