Robbert Dijkgraaf werd begin januari met guirlandes binnengehaald als de minister die in Rutte IV het MBO, HBO, WO en R&D-beleid mag gaan vormgeven en uitvoeren. Partijleiders Kaag en Jetten van D66 hadden dan ook wel iets goed te maken na de blunder van hun voorganger Pechtold met die eerdere invulling van deze functie in Rutte III. En dat op die post die zo profilerend heette te zijn voor hun club. Zelf was Dijkgraaf zo verstandig al bij zijn eerste optreden te melden, dat hij velen zal teleurstellen omdat hij in zijn rol en werk met de realiteit zal hebben te werken.
Ik hoorde hier een eerdere Dijkgraaf. Namelijk die wetenschapper die zo’n 15 jaar geleden als academische ster de eerste schreden zette op het glibberige pad van politiek en beleid. Want in 2007 traden ze beiden aan, twee matadoren van de Akademie van Wetenschappen, de KNAW. Ronald Plasterk werd door PvdA-leider Wouter Bos bereid gevonden minister te worden op OCW. Robbert Dijkgraaf werd door CDA-premier Jan Peter Balkenende benoemd in zijn Innovatieplatform, waar toppers uit onderwijs, onderzoek, bedrijfsleven en innovatiesector het kabinet moesten bijsturen en aansporen.
Vier jaar lang bespot
Nu hadden Bos en Plasterk juist dat platform vier jaar lang bespot en aangekondigd het subiet af te schaffen zodra zij de verkiezingen zouden hebben gewonnen. Toen dat niet echt lukte, moest Balkenende toch met hen een coalitie smeden, maar nam wel subtiel wraak. Niet alleen zette hij zijn ‘IP’ voort, hij kon het ook nog opwaarderen en verversen met iemand als Dijkgraaf als nieuwe meedenker. Dat de OECD ons land zelfs prees om dit creatieve initiatief voor kennisbeleid noteerde de premier daarbij natuurlijk met genoegen.
De komst van Ronald Plasterk werd aanvankelijk in academische kringen enthousiast begroet. Eindelijk ‘iemand van ons!’ klonkt het alom. Die naïeve huldeblijken van destijds zijn sindsdien schielijk weggemoffeld. Wie toen al scherp observeerde, kon bijvoorbeeld in de ‘eurofobe’ minister de nadien naar rechtspopulisme afgezwaaide columnist van nu herkennen. Vanuit de ereloge van het in 2007 opgerichte Innovatieplatform van de regering kon Robbert Dijkgraaf het allemaal zien gebeuren. Een politiek onbeschreven blad, een noviet uit het verre Princeton, is hij dan ook allerminst. Zijn relativerende opmerkingen bij zijn aantreden kunnen dus niet verbazen, hij had voorbarige welkomsthymnen al eerder horen zingen.
Ontgoocheling
En mensen teleurstellen had hij ook al eens meegemaakt. Het Innovatieplatform en Balkenendes vierde kabinet liepen uit op een ontgoocheling. Ook al werd Dijkgraaf in die fase zelf in 2008 President van de KNAW en ook al groeiden zo zijn gezag en gewicht in hoog tempo, het kon hem niet behoeden voor de barre realiteit.
Ook al begon de premier al in 2003 vol enthousiasme en ambitie te ijveren voor het investeren à la Finland en Singapore in kennis en innovatie, toch werden hij en zijn ‘IP’ ingehaald door de val van DSB, Fortis en Lehman Brothers. Prinsjesdag 2008 was nog een goednieuwshow van begrotingsoverschotten, meevallers en extra’s voor kennis. “Binnen een maand was alles compleet veranderd”, vertelde Balkenende mij mistroostig voor mijn boek ‘Tand des Tijds.’
Net als in de coronacrisis donderde heel de economie in een gat dat niemand had voorzien. Noodmaatregelen kostten ook toen bakken met geld. Banken, reserves en spaargeld werden gered, maar de investeringen in de toekomst werden afgekapt. Alle seinen stonden op rood, niets liep meer. Het Innovatieplatform met Dijkgraaf kon die realiteit niet keren en het kabinet sneefde niet lang daarna wegens intern gedoe.
Uit de crisis investeren
Nu 15 jaar later mag Dijkgraaf het zelf proberen. Opnieuw is uit een diepe, ongrijpbare crisis klauteren aan de orde. Europa kiest nu – ondanks Nederland aanvankelijk – voor een strategie van ‘uit de crisis investeren’ als les uit de jaren 2007 – 2011. De ‘tijdelijke fondsen’ in onder meer Dijkgraafs beleidsdomein zijn daar een uitdrukking van. Zo zijn er tenminste twee lessen te trekken uit die jaren.
De eerste les uit de déconfiture van Plasterk trok de nieuwe minister van OCW al in de relativering van het gejubel bij zijn aantreden. Die tweede is dat een kabinet juist in jaren van tegenspoed en onzekerheden zo’n aanjager van toekomstgericht denken als het Innovatieplatform niet zou moeten laten verpieteren, maar koesteren.
Robbert Dijkgraaf kan dan nu de nieuwe collega zijn die Mark Rutte weet te overtuigen dat die visie als van Balkenende destijds nog zo gek niet was. 20 jaar na de start van diens Innovatiepatform kan ons land, ook en nadrukkelijker Europees nu, zoiets beter gebruiken dan ooit tevoren. En Sigrid Kaag kan op Financiën meteen laten zien, dat zij in een coalitie als de huidige een slimmere, eigentijdsere minister is dan Wouter Bos 15 jaar geleden bleek te zijn.
Over deze column:
In een wekelijkse column, afwisselend geschreven door Eveline van Zeeland, Eugène Franken, Katleen Gabriels, Carina Weijma, Bernd Maier-Leppla, Willemijn Brouwer, PG Kroeger en Colinda de Beer probeert Innovation Origins te achterhalen hoe de toekomst eruit zal zien. Deze columnisten, soms aangevuld met gastbloggers, werken allemaal op hun eigen manier aan oplossingen voor de problemen van deze tijd.
Hier zijn alle voorgaande afleveringen.