De Utrechtse start-up DiManEx biedt een digitaal platform aan waarmee grote producenten van machines zoals fabrikanten van elektronica en de vervoersindustrie reserveonderdelen kunnen bestellen. Deze liggen niet ergens in een opslagloods waar iemand dat ene dopje uit die ene doos moet zien te vissen. Nee, DiManEx heeft een soort bibliotheek waarin alle ontwerpen van machineonderdelen van een klant digitaal opgeslagen kunnen worden, zodat een 3D-printer uit het netwerk waar ook ter wereld ze ter plekke kan vervaardigen, aldus mede-oprichter Pieter Ruijssenaars van DiManEx.
Waarom hebben jullie DiManEx opgericht?
„We wilden een oplossing bieden voor grote bedrijven die machine-onderdelen moeten leveren omdat ze dat contractueel aan hun klanten verplicht zijn, bijvoorbeeld. Je kunt dan denken aan producenten van melkmachines, kopieermachines, enzovoorts. We hebben ongeveer twintig klanten waaronder NedTrain, Defensie en Schneider Electric. Tot nu toe moesten ze hun reserveonderdelen ergens op voorraad houden en die daaruit halen en vervoeren naar de klant als die daarom vroeg. Maar met 3-D printen is dat niet langer nodig. Voorwaarde is wel dat het onderdeel te printen is. Het gebruikte materiaal moet daarvoor geschikt zijn, zoals plastic of metaal. Vilt printen kan niet. Dus dat soort onderdelen leveren we niet. Sommige onderdelen kun je wel beter in China laten maken, zoals een bepaald soort schroef, als je er dan heel veel van nodig hebt. De intelligentie waarvan het platform gebruik maakt, geeft dat soort dingen ook aan. Bedrijven die bij ons onderdelen bestellen, hoeven die dus niet op te slaan. Ook hoeven ze niet meer voorraad aan te houden dan de klanten uiteindelijk nodig blijken te hebben en hoeven overtollige voorraden niet verbrand te worden. Dat scheelt in het gebruik van materiaal en is duurzamer en efficiënter dan als je een deel van je voorraad uiteindelijk weg moet gooien. “
Wat was het grootste obstakel dat jullie moesten overwinnen?
„Dat zijn er twee. Aan de ene kant moeten bedrijven het 3D printen van onderdelen adopteren. Onze klanten moeten accepteren dat de kwaliteit van een onderdeel dat gemaakt is door een 3D-printer even goed is als die van een onderdeel dat op de traditionele manier gemaakt wordt. Aan de andere kant moeten onze klanten adapteren. Ze moeten beter leren omgaan met het bestellen van 3D-geprinte onderdelen. Wat ze dan precies moeten leren, kan om hele banale dingen gaan. Zoals dat een inkoper wordt afgerekend op kostenreductie en dat ze die kostenreductie per ingekocht onderdeel berekenen. Als je een 3D geprint onderdeel inkoopt is dat per stuk duurder dan als je een grote voorraad in China inkoopt. Maar als blijkt dat je een groot deel daarvan weg moet gooien omdat dit overtollig blijkt, en dat je kosten maakt om die onderdelen op te slaan en te vervoeren, ben je per stuk uiteindelijk duurder uit dan oorspronkelijk berekend was. Hoe de kosten per reserveonderdeel berekend worden, moet binnen dat bedrijf dus veranderen.”
Wat was de grootste doorbraak tot nu toe?
„Dat was toen we de NS als klant kregen drie jaar geleden en die is nog steeds klant. Ze hadden toen een groot probleem. In de cockpit van de trein zit een stuurknuppel met daar omheen een frame. Dat frame moest vervangen worden maar de leverancier van dat frame was omgevallen. Daardoor stond een aantal treinen stil. Dat frame hebben we toen opnieuw ontworpen, getest, geprint en geleverd. Een andere doorbraak was dat ons digitale platform een bepaald kwaliteitsniveau heeft gekregen, waardoor het goed genoeg is om de markt in de breedte te bedienen. Dat platform blijven we verbeteren. Maar op een bepaald moment kom je op zo’n niveau dat je weet dat het gewoon goed werkt.”
Wat kunnen we het komende jaar verwachten van DiManEx?
„Onze klanten hebben vaak een portfolio van tussen de 250.000 en 2 miljoen reserveonderdelen. Hoe meer je daarvan kunt printen, hoe aantrekkelijker dat voor ons is. Ons model draait om volume. Wij worden afgerekend per spare part. Hoe meer reserveonderdelen wij er doorheen trekken, hoe meer wij als bedrijf verdienen. Daar richten we ons dit jaar op.”
Wat verwachten jullie over vijf jaar bereikt te hebben?
„Dan gaat het om AI en machine learned data. Wij krijgen heel veel data van klanten over de reserveonderdelen die ze bestellen en de materialen waarvan die gemaakt zijn. Daar doen we wat mee, qua intelligentie. Daardoor ontstaat er nieuwe data. Dat is heel interessant voor andere bedrijven. Die willen zien hoeveel waar geprint wordt, hoe een 3D geprint materiaal zich verhoudt tot een traditioneel gebruikt materiaal. Hoe meer we daar van weten, hoe waardevoller onze informatie wordt voor andere klanten.”
Meer artikelen over start-ups leest u hier.