Nee, Eindhoven is nog lang geen smart city, hoe hard dat zowel binnen als buiten de stad ook af en toe wordt geroepen. Maar de weg naar dat doel is inmiddels wel stevig geplaveid. Niet alleen is er volop zelfvertrouwen over de lokaal aanwezige voorwaarden, er is zelfs al een werkprogramma dat een eerste invulling moet verschaffen. e52 gaat in een serie artikelen in op de transitie die de stad moet doormaken om daadwerkelijk een smart society te kunnen worden. Vandaag deel 3: de actieve burger is zeker geen representatieve burger. Lees hier alle eerdere bijdragen.
Eindhoven wil tegelijk een slimme en een participatieve samenleving worden. Dat proces zou, in de ogen van innovatie-wethouder Mary-Ann Schreurs, gedragen moeten worden door de inwoners zelf, in een vernieuwde democratische setting, met minder sturing door de overheid. Dat zo iets niet vanzelf gaat, dat begrijpt ook Schreurs wel. Maar met hier en daar wat hulptroepen (meest belangrijk: die van Het Nieuwe Instituut) moet dat de komende jaren toch wel gaan lukken, zo denkt ze.
Niet iedereen is even optimistisch als de wethouder. Evelien Tonkens, oud tweede-kamerlid voor GroenLinks en hoogleraar Burgerschap en Humanisering van de Publieke Sector aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht, is zo iemand. Zij denkt dat als het al gaat lukken met die ambities, dat eerder met meer dan met minder overheid gepaard zal gaan. Tonkens was onlangs in Eindhoven om geïnstalleerd te worden als lid van de “Slimme Raad” binnen het project “De Staat van Eindhoven“.
“Gebrek aan ambitie kan Eindhoven niet verweten worden”, zegt Tonkens. “Als je die serieus neemt, dan zien we hier binnenkort een samenleving met burgers die allemaal op gelijkwaardig niveau hun bijdrage leveren aan de gemeenschap en daarbij zowel zichzelf laten horen als naar anderen luisteren. Dat klinkt misschien logisch, maar is nog geen vanzelfsprekendheid. Zeker niet als je verwacht dat ze ook nog eens actief en concreet bijdragen aan het design en het gebruik van technologie die nodig is voor de ontwikkeling van die participatieve samenleving.”
Drie risico’s
Tonkens ziet drie grote risico’s aan de Eindhovense ambitie: passief burgerschap, de inschatting dat actieve burgers representatief zijn en goede technologie die een slechte sociaal-maatschappelijke inbedding krijgt.
“Ten eerste moet je oppassen dat je geen passief burgerschap laat ontstaan: inwoners die niet mee willen doen maar wel gebruikt worden als onderdeel van de slimme samenleving. Ten tweede is er het risico burgers als een eenheid te zien. Dat is natuurlijk niet zo, zeer verschillende mensen zijn onderdeel van dezelfde samenleving. En we moeten al zeker niet de fout maken om de actieve burgers te beschouwen als vertegenwoordigers van de gehele samenleving: actieve burgers zijn juist de uitzondering, niet de regel. Actieve burgers zijn meestal beter opgeleid, gezonder en sociaal vaardiger. Als we hen als representatief beschouwen, doen we de zwakkeren in onze samenleving tekort. Wat logischerwijs tot nieuwe spanningen zal leiden. We mogen niet vergeten dat ‘slimme technologie’ voor een belangrijk deel van de maatschappij letterlijk te slim is – en dus onbruikbaar.”
De actieve burger is niet representatief
En daarmee komt Tonkens vanzelf bij het derde risico: we doen alsof iedereen met grote smart zit te wachten op al die slimme oplossingen. “Maar dat is alleen het geval als ze goed aansluiten bij een maatschappelijke behoefte. We zullen dus eerst moeten vaststellen wat die behoefte is, voordat de technologie echte oplossingen kan bieden. Bovendien: ga er eerst maar eens mee testen voordat je het allemaal echt uitrolt.”
Er zijn, kortom, volgens Tonkens nog wel een paar voorwaarden aan het bereiken van die slimme samenleving. “Meest belangrijk: de burger – en dan bedoel ik iedere burger – moet echte invloed hebben. En we moeten een goed beeld hebben van hun voorkeuren voordat we zogenaamd aan hun wensen tegemoet komen.”
Het Nieuwe Instituut, dat Eindhoven begeleidt op weg naar de smart society, heeft dus nog wat werk te verzetten.