Aspirin © Bayer AG
Author profile picture

Het risicogen GUCY1A3 beïnvloedt het stollingsremmende effect van aspirine. Dit is onlangs vastgesteld door wetenschappers van het Deutsches Zentrum für Herz-Kreislauf-Forschung (DZHK) en het ziekenhuis van de Technische Universiteit van München (TUM).

De reden voor hun onderzoek begint bij het feit dat bij een hartinfarct de kransslagaders ofwel ernstig vernauwd of volledig geblokkeerd zijn. Deze worden met behulp van een katheter weer geopend. Daarnaast wordt er een vasculaire ondersteuning, de zogenaamde stent, ingebracht. De patiënt krijgt vervolgens medicatie om te voorkomen dat de bloedplaatjes samenklonteren en zo het bloedvat of de stent weer afsluiten. De medicatie kan bestaan uit bloedverdunners zoals aspirine en zogenaamde adenosine-difosfaat-antagonisten, meestal clopidogrel. Toch komt het soms voor dat er na het inbrengen van een stent opnieuw stolling optreedt, die de stent telkens weer verstopt.

Bloedmonsters van bijna 1800 onderzochte patiënten

De onderzoekers hebben nu ontdekt dat mensen die een genvariant van GUCY1A3 dragen niet zo goed reageren op aspirine. Zelfs nadat ze dit medicijn hadden genomen, klonterden hun bloedplaatjes namelijk samen. Door het plaatsen van een stent in de kransslagaders hadden de dragers van het risicogen dus automatisch een hoger risico op een nieuwe hartinfarct of zelfs op overlijden door een hartaanval.

Thorsten Kessler van het Deutschen Herzzentrum München (DHM) en het TUM-ziekenhuis onderzocht bloedmonsters van bijna 1800 patiënten. Hij observeerde met name de aanwezigheid van de genvariant GUCY1A3 en hoe haar bloedplaatjes reageren op aspirine. Vervolgens vergeleek hij de resultaten met gegevens die hij al had verzameld over het optreden van een nieuwe hartinfarct of hartaanval. In alle drie de registers “ISAR-ASPI, PLATO en UCORBIO” werden gesloten kransslagaders met behulp van een katheter weer wijder gemaakt en werd een stent geplaatst.

Te weinig proteïne

“GUCY1A3 staat al lang bekend als een risicogen voor coronaire hartziekten”, zegt professor Heribert Schunkert, directeur van de Klinik für Herz- und Kreislauferkrankungen im Erwachsenenalter bij het DHM. “We weten ook dat het een belangrijke rol speelt in de functie van de bloedplaatjes.”

Het gen draagt de informatie voor een eiwit dat een belangrijke rol speelt bij het remmen van de aggregatie en de samenklontering van bloedplaatjes. In de onderzochte vorm van GUCY1A3 wordt echter te weinig van het eiwit gevormd, zodat de bloedplaatjes een grotere neiging hebben om samen te klonteren. Nieuws is dat GUCY1A3 ook de reactie op aspirine beïnvloedt.

Prof. Dr. Heribert Schunkert, ©Deutsches Herzzentrum München

“Bij zowel aspirine als clopidogrel is er een zeker risico dat ze niet 100% werken”, zegt Schunkert. In het geval van clopidogrel is dit te wijten aan een verandering in de stofwisseling door een genetische afwijking, waardoor clopidogrel niet meer werkt. Deze afwijking kwam echter niet voor bij de onderzochte personen. Het tegelijkertijd voorkomen van beide genvarianten is ook zeer onwaarschijnlijk, omdat ze niet met elkaar verbonden zijn.

Verder onderzoek moet nu uitwijzen of de effecten van het risicogen eventueel kunnen worden gecompenseerd door een sterkere ADP-antagonist, zoals ticagrelor of prasugrel, in plaats van clopidogrel. Hier leest u de originele publicatie.