Een nieuw fenomeen: kwalificatierondes voor de Olympische Spelen binnen het skateboarden. Op 13, 14 en 15 september strijden Nederlands beste skaters voor kwalificatiepunten richting de Spelen van 2020. Het is het olympisch debuut van de sport.
Skateboarden is een sport waarin alles telt. Hoe je bijvoorbeeld met je board los van de grond komt door je voeten op de juiste plaats te zetten, druk te geven en met de tenen van je ene voet over het board te schuiven zodat het omhoog gaat en je over obstakels heen kunt springen. Deze basistruc heet de Ollie, een opmaat voor trucs als de flipkick, heelkicks, bigspin en boardslide. Je leert de trucs vooral door vallen en opstaan. Daar wil het Urban Sport Performance Centre (USPC) in Eindhoven samen met imec Nederland bij ondersteunen. Als onderdeel van het interreg project Nano4Sports ontwikkelde imec Nederland sensoren voor op een skateboard.
Nano4Sports gebruikt sensortechnologie om innovatieve oplossingen te ontwikkelen zodat mensen meer en veiliger kunnen sporten. “Bij voetbal is het standaard om de passes bij te houden, het balcontact te meten of te zien waar de spelers zich op het veld bevinden”, vertelt Maxime Verdijk, embedded scientist bij het USPC. “Bij Urban Sport is dat helemaal niet. Vanuit het Nano4Sports project vroegen we urban sporters wat hen verder zou kunnen helpen in hun sport.” Voor skaters was dat meer inzicht in hoe ze een truc doen, gaat Verdijk verder. “Skaters komen al een heel eind met een eigen videoanalyse. Gewoon terugkijken op je telefoon: wat deed ik en hoe moet ik het anders doen? Maar voor de kleine details is het natuurlijk super cool om te weten hoe ik mijn voeten neer zet, hoe snel ik ga en hoelang ik in de lucht ben.”
‘Beter je been breken’
Begin 2019 werd het een afstudeeropdracht voor Jesse Kling die mechatronica studeerde aan Fontys Hogescholen. Die opdracht rondde hij in juni af en hij kon gelijktijdig starten als ingenieur bij het onderzoeksbureau. “Nee, ik ben zelf geen skater. Ik heb altijd gevolleybald”, vertelt Kling. Om de skatewereld beter te begrijpen, interviewde hij coaches en allerlei skaters, professionele en amateurs. “Als je over trainen begint, word je vrijwel meteen bijna de deur gewezen. Ze zien het niet als trainen, het is een lifestyle. Dat culturele aspect weegt heel zwaar. De opvatting is eigenlijk: ‘je kunt beter je been breken dan dat iemand je leert skaten’.” Die opvatting heerst vooral bij de “mainstreamskaters”, ontdekte Kling. “Ik heb ook met de Nederlandse afvaardiging voor de Spelen in Tokyo gesproken. Candy Jacobs bijvoorbeeld. Die is een stuk opener en ziet de ruimte voor verbetering met nieuwe technologie.”
Kling stond naast de culturele restricties ook voor een aantal fysieke. “Kijk maar naar het skateboard zelf. Het is not done om een gaatje in het board te boren en al helemaal niet om daar vervolgens een kabeltje door te doen wat je vastmaakt met een schroefje. Alles wat er aan een board verandert, merkt de skater. Als het iets zwaarder wordt, of niet meer egaal is, elke verandering heeft een effect. Het liefst zou ik de sensoren in de trucks (de wielerhouders, red.) verwerken maar zover is het nog niet doorontwikkeld.”
Ook mogen de sensoren zelf niet beschadigen, wat bij al die bochten, trucs in de lucht en op railingen toch al snel zou gebeuren. “Het kan niet klein genoeg zijn.” Uiteindelijk werden de sensoren achter de truck gemonteerd en was er een concessie aan het board zelf. “De sensoren die de plaatsing van de voeten en gewichtsverdeling meten zitten aan de zijkant van het board en daar zit een rubberen afdekking overheen. Met die sensoren kun je zien of je naar voren leunt of meer naar achteren. Dat is voor de landing of de afzet heel relevant. Die data kun je niet op de video zien.”
Elke beweging zichtbaar maken
De reactie vanuit de scene was voor zowel Kling als Verdijk het mooist om te zien. Die aanvankelijk terughoudende en enigszins sceptische houding veranderde zodra Kling liet zien wat de sensoren kunnen. Kling: “Het kan echt betoverend zijn voor mensen die hier nog nooit mee in aanraking zijn gekomen.” Kling en Verdijk gingen naar verschillende skateparken om het prototype bij skaters te testen. “Als ze zien hoe hun board beweegt, kunnen ze daar minutenlang naar kijken.” Dat tastbaar maken is volgens Kling de grootste uitdaging: “Hoe maak je de data zichtbaar zodat mensen die geen verstand hebben van technologie of wiskunde het kunnen snappen.”
In een 3D-plaatje op de computer is realtime elke beweging van het board te bekijken: airtime, rotatie, acceleratie. De 18-jarige skater Theo van den Berg mocht Klings prototype testen. “Dat was vet. Ik had nog nooit gezien hoe hard mijn board flipt (draait, red.) of waar ik druk zet.” Hij merkte wel dat het een prototype was: bij een aantal trucs viel het kastje onder het board eraf. Ook was het niet zijn board en dat skate anders, vertelt Van den Berg. “Ik denk dat als je het onder mijn board kan doen het wel fijner is om alles te meten. Bij zo’n andere board lukken trucs vijf van de tien keer, met mijn board negen van de tien.” Het idee om met de data, verkregen door de sensoren op het board, een betere skater te worden, staat Van den Berg aan. Hij neemt deel aan wedstrijden en wil graag beter worden. Ergens droomt hij van de Spelen in 2024. “Ik ben niet geselecteerd voor 2020. Maar als je beter wordt, kom je makkelijker bij de selectie.”
Het skateproject is voor Nano4Sports nu afgerond. Graag zou Kling het verder ontwikkelen, maar daar houdt hij zich nu niet meer mee bezig binnen imec Nederland. Als er een partner komt met wie imec het prototype verder kan ontwikkelen, dan hoopt Kling daar ook een rol in te hebben.