© Mohamed Hassan from Pixabay
Author profile picture
Over deze column:

In een wekelijkse column, afwisselend geschreven door Eveline van Zeeland, Derek Jan Fikkers, Eugène Franken, JP Kroeger, Katleen Gabriels, Carina Weijma, Bernd Maier-Leppla, Willemijn Brouwer en Colinda de Beer, probeert Innovation Origins te achterhalen hoe de toekomst eruit zal zien. Deze columnisten, soms aangevuld met gastbloggers, werken allemaal op hun eigen manier aan oplossingen voor de problemen van deze tijd. Hier zijn alle voorgaande afleveringen.

Vroeger begon in de nazomer het seizoen van de Nobelprijzen. Toen keken universiteiten vol spanning uit naar het oordeel van de Nobelprijs-commissie over ‘de wetenschap’. Tegenwoordig begint in de nazomer ‘het seizoen van de rankings’, en zijn universiteiten meer geïnteresseerd in wat de ranking houses te zeggen hebben over de wetenschap. En dat is ontzettend jammer. 

De enorme impact van rankings

Vooropgesteld: het is goed te verklaren dat die rankings zo belangrijk zijn geworden. Universiteiten zijn doorgaans grotendeels overheidsgefinancierd. En overheden willen, begrijpelijk, graag weten of ze een beetje waar voor hun geld krijgen. Net zoals aandeelhouders van bedrijven graag willen weten hoe hoog hun dividend is. Overheden, en later universiteiten, ontwikkelden vanaf de jaren 80 een manier om meer ‘bedrijfsmatig’ te werken. Dat noemden ze New Public Management. De essentie daarvan was een focus op accountability, KPI’s en op resultaten. 

En dan komen rankings goed van pas. Overheden, met name in opkomende landen, gebruiken rankings om te kijken welke universiteiten ze willen financieren. Studenten gebruiken ze om te bepalen waar ze willen studeren, bedrijven om te bepalen met welke universiteiten ze samen willen werken, en financiers van studiebeurzen om te bepalen wie wel en wie geen beurzen krijgen. En – last but not least – universiteiten gebruiken ze ook vaak om de kwaliteit van hun eigen werk aan af te meten, of om interne veranderingen af te dwingen. Met andere woorden: de impact van rankings is enorm. Maar daarmee snijden we onszelf in de vingers.

Waarom we rankings veel minder serieus moeten nemen

Aan het gebruik van rankings kleven namelijk ook heel wat bezwaren. Het eerste is dat rankings van universiteiten bijna alleen maar iets zeggen over onderzoek: de kwaliteit van het universitair onderwijs telt nauwelijks mee. Het gevolg is dat universiteiten die hoger willen uitkomen in de rankings, meer inzetten op onderzoek, en minder op onderwijs. En laat de maatschappij nu net erg veel behoefte hebben aan goed onderwijs.

Het tweede bezwaar is dat rankings eigenlijk alleen maar achteruitkijken. De universiteiten die nu bovenaan de rankings staan, staan daar vanwege publicaties van jaren geleden. En die komen weer voort uit nóg ouder onderzoek. Als een onderzoeker in november de Nobelprijs wint, dan stijgt haar universiteit volgend jaar in de rankings, terwijl het daadwerkelijke werk van die onderzoeker waarschijnlijk meer dan twintig jaar geleden is gedaan.

Het derde bezwaar is dat rankings tot pervers ‘kopieergedrag’ leiden. Sommigen spreken van ‘McDonaldisering’ van de wetenschap. Immers, de beste manier om te stijgen in de ranking is om zo goed mogelijk de winnaar te kopiëren. Met andere woorden: iedereen wil Harvard en Princeton nadoen. En dat is de dood in de pot voor innovatieve universiteiten die zich juist willen richten op de toekomst, bijvoorbeeld met onderwijs voor eerstegeneratiestudenten, of onderzoek samen met bedrijven naar grote maatschappelijke uitdagingen. Zij zullen dalen in de rankings. En het is ook lastig voor sociale- en geesteswetenschappen, en vakgebieden waar Engels als voertaal niet voor de hand ligt.

Het onontkoombaar lot van Europese universiteiten

Het vierde bezwaar is dat rankings steeds meer ‘slechtnieuwsshows’ zullen worden. Omdat opkomende landen zoveel investeren in hun universiteiten, wordt het voor Europese universiteiten praktisch onmogelijk om te stijgen in de lijst. Het onontkoombare lot van de meeste Europese universiteiten is een geleidelijke daling op de rankings. Op 11 oktober wordt een van de drie grote rankings bekend gemaakt, de THE. Nieuwtje: Azië Zal dit jaar Europa passeren als het best vertegenwoordigde continent … 

Tot slot is een bezwaar dat de rankings niet transparant zijn. Rankings proberen ongelooflijk complexe, dynamische en ambitieuze organisaties te reduceren tot een paar cijfers. Maar bijna niemand weet precies wat een stijging of daling heeft veroorzaakt. De ranking houses leggen helaas amper  verantwoording af over hun oordeel. Dat alleen zou al zou voldoende moeten zijn om de rankings te negeren – en al helemaal voor de wetenschappelijke wereld.

Zijn rankings al die aandacht waard?

Rankings zijn dodelijk voor innovativiteit en creativiteit! Toch zijn rankings inmiddels volledig onderdeel geworden van de wereld van de universiteiten, en is de publicatie ervan bijna net zo’n ‘traditie’ als de jaarlijkse bekendmaking van de instroomcijfers in september.  Maar we zouden er goed aan doen er wat minder aandacht aan te geven. De fundamentele bezwaren die ik hiervoor opsomde, maken duidelijk waarom. De Nederlandse universiteiten moeten niet door dat hoepeltje willen springen. 

Over deze column:

In een wekelijkse column, afwisselend geschreven door Eveline van Zeeland, Derek Jan Fikkers, Eugène Franken, JP Kroeger, Katleen Gabriels, Carina Weijma, Bernd Maier-Leppla, Willemijn Brouwer en Colinda de Beer probeert Innovation Origins te achterhalen hoe de toekomst eruit zal zien. Deze columnisten, soms aangevuld met gastbloggers, werken allemaal op hun eigen manier aan oplossingen voor de problemen van deze tijd. Hier zijn alle voorgaande afleveringen.