Grondverzet bij projecten in grote wateren kan duurzamer. Te denken valt aan minder broeikasemissies in organisch bodemmateriaal of langzaam werken met duurzame stroom. Het is de achtergrond van een proeftuin, waarvoor vier ingenieursbureaus en een kennisinstelling pleiten.
Er bestaat een ambitieus Programmatische Aanpak Grote Wateren. Het is de bedoeling toekomstbestendige grote wateren te krijgen, waar hoogwaardige natuur goed samengaat met een krachtige economie. Dat zijn de Zuidwestelijke Delta, het IJsselmeergebied, de Eems-Dollard, de Waddenzee en de Grote Rivieren.
Tot 2050 staan er 33 projecten in vijf grotere wateren op stapel. De uitdaging hierbij is hoe veranderingen op het gebied van circulariteit, duurzame energie en klimaatbestendigheid goed kunnen worden uitgevoerd.
Veel uitstoot kooldioxide
De betroken partijen zijn ingenieursbureaus Arcadis, Royal HaskoningDHV., Sweco en Witteveen&Bos en kennisinstelling Deltares. Ze hebben een voorstel gedaan voor een proeftuin voor duurzaam en kosteneffectief grondverzet.
Dat idee heeft te maken met emissie. In de natuurprojecten in de grote wateren wordt het meeste kooldioxide uitgestoten bij het verplaatsen van grond voor onder meer de aanleg van vooroevers, luwtestructuren en ondieptes.
Alex Hekman namens Sweco: „We richten ons tegenwoordig vooral op praktische methoden om de samenwerking rondom kennis en innovatie te versterken. Vandaar de keuze voor een proeftuin. Hierbij leren deelnemers samen werkenderwijs. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en Rijkswaterstaat hebben vanaf de start de uitwerking van de proeftuin voor grondverzet ondersteund.”
Door rijping organisch materiaal
Een hackathon leidde vorig jaar tot nieuw inzicht. Hekman: „Het was een eyeopener dat de CO2-emissie door rijping van organisch materiaal in bagger vaak veel groter is dan die van werkschepen. We denken dat er grote kansen voor het terugdringen van de broeikasuitstoot zijn door optimalisatie van het ontwerp van projecten. Dit zit nog niet in de CO2-voetprint van Rijkswaterstaat. Ook de uitstoot van het materieel moet worden aangepakt.”
Om het concreter te maken, kunnen natuurprojecten in het IJsselmeergebied als voorbeeld dienen. In de bodem zit veel holoceen materiaal met organische stoffen. Bij de werkzaamheden met een cutterzuiger komt er veel methaangas vrij. Als het materiaal wordt opgespoten, wordt na rijping nog een dot koolstofdioxide uitgestoten.
Duurzaam en kosteneffectief
In de proeftuin voor het grondverzet onder natte omstandigheden moeten drie elementen duurzaamheid en kosteneffectiviteit bevorderen. Allereerst moet de uitstoot uit bodemmateriaal worden beperkt. Daarnaast is het streven te bouwen met emissiearm materieel. En tenslotte worden circulaire alternatieven voor harde onderdelen uitgeprobeerd.
Het eerste onderdeel zou moeten worden getest met behulp van proefvakken. Hierin wordt materiaal van verschillende herkomst gestopt, onder variërende omstandigheden. Een vak wordt bijvoorbeeld afgedekt met zand, zodat het organisch materiaal onder water staat. „Wat gebeurt er dan bij onder andere temperatuurverschillen?” vraagt Hekman zich af.
Bij de kosten zou langzamer werken en dus minder energieverbruik een oplossing zijn. Wat betreft circulaire alternatieven kan bijvoorbeeld in plaats van stortsteen geperste blokken van slib voor harde randen worden gebruikt.
De initiatiefnemers moeten nu op zoek naar financiering -5-8 miljoen euro- en een locatie. Als mogelijke plekken worden genoemd Wieringerhoek (Noord-Holland), Oostvaardersoevers en het eiland Ierst (Markermeer).