Op het gebied van cultuurbeleid waren het zeer interessante weken voor Eindhoven Brainport. Er werd door het SGE besloten te gaan inventariseren wat het aanbod is en eventueel te gaan lobbyen voor meer topvoorzieningen. De oude discussie rondom een regio-afrekening voor al het aanbod in Eindhoven kwam daarmee weer boven en de verwachte reactie van enkele gemeenten dus ook. Voor het Muziekgebouw blijkt er toch geen reddingsplan te zijn maar resteert wel een schuld. De directeur van SCE stelt vast dat we in Eindhoven in vergelijking met de rest van Nederland een wel erg laag cultuurparticipatieniveau kennen. En de Raad voor Cultuur kwam met een verkenning waarin het woord regio nadrukkelijk voorkomt. Wat speelt hier allemaal?
Door Christian Curré
In mijn vorige opiniebijdrage sprak ik al over de Gordiaanse knoop en kafkaëske toestanden die we momenteel op bestuurlijk vlak kennen, in de gemeente Eindhoven zelf maar ook op het vlak van regionale bestuurlijke samenwerking. De eenentwintig gemeenten uit het Metropoolgebied (is dat voor allemaal hetzelfde als Brainport..?) zijn niet makkelijk bij elkaar te brengen voor een gezamenlijke agenda. Niet alleen omdat de Peel, de Kempen en de Meierij (/het Groene Woud) zich een grote mate van eigenheid toedichten en dat moeilijk los kunnen zien van de meerwaarde van bestuurlijke samenwerking, maar ook omdat precies dat sentiment wordt gevoed door de lokale bestuurders, die de gemeenteraadsverkiezingen van komend jaar in hun nek voelen hijgen. Dus hebben negen gemeenten die direct rondom Eindhoven liggen zich al eerder verenigd in het zogenaamde ‘Stedelijk Gebied Eindhoven’ (SGE). Dit voor optimalisatie, maar zonder daar duidelijke of harde spelregels aan te verbinden want dat zou rieken naar een fusie en dat woord is hier niet zo populair. Ook Nuenen en Son en Breugel behoren tot deze samenwerking en zoals we weten is daar een samenvoegingssaga gaande die zeker nog niet ten einde lijkt.
Het draait bij dit soort initiatieven dus altijd om de kracht van de verschillende actoren: is er eentje, of een klein clubje, in staat om de rest mee te krijgen in een soort van ‘vitale coalitie’, en is men in staat om een helder en haalbaar doel te formuleren? Welnu, burgemeester Gaillard van Son en Breugel heeft het druk met het rumoer rondom het slopen van een kerk in zijn eigen gemeente en het niet-fuseren met Nuenen, maar gelukkig vindt hij ook nog energie om zich over het grotere plaatje van voorzieningen druk te maken. Bovendien is hij de voorzitter van het SGE, dus dat komt goed uit. In het Eindhovens Dagblad zei hij dat we “als stadsregio concurreren met steden als Zürich, Glasgow en Grenoble”. Dat getuigt mijns inziens in ieder geval van een realistisch beeld van Brainport, waardoor andere betrokkenen de lat nog wel eens een stuk hoger gelegd wordt en er een vergelijk wordt gemaakt met Helsinki, Parijs of München. Maar dat gaat dan waarschijnlijk meer om techniek, design en kennis (TDK, het vermeende stads-DNA).
Hoe het ook zij: Gaillard vindt het niet meer uit te leggen dat er zo’n groot verschil is tussen de vier grote steden in de Randstad en de regio Eindhoven. Dat is slim gezegd, want we hebben immers een plek aan de Mainport-tafel weten te bemachtigen dus de broek die we aantrekken mag wel iets groter – zonder dat hij carnavalesk wordt natuurlijk. De term die hij in de strijd gooit is ‘topvoorzieningen’. Een wat ruim en ingewikkeld concept, en hopelijk niet verward met het ‘Topsectorenbeleid’ van het kabinet, waarvoor extra geld is uitgetrokken. In zijn ogen – en dus die van het SGE – hebben we het dan over musea, toparchitectuur en topsportvoorzieningen. Er is zelfs een nieuwe samenwerkingsagenda op dit vlak, waarbij mogelijk zelfs heilige huisjes omver gaan, namelijk de verrekeningskwestie stad en regio en ook dat niet iedere gemeente alles overeind zal kunnen houden.
Oei, dat deed direct gemeen pijn. De volgende dagen lazen we dus in de krant dat Veldhoven (SGE-lid, “waar hebben we het dan precies over?”), Helmond (ook lid, maar wel ‘eigen stad’, “wij gaan geen Eindhovense gaten dichten”) en Eersel (geen lid, wel regio, “wij zetten in op de Kempenregio”) niet bepaald meteen staan te springen. En dat deed weer pijn in Eindhoven, want daar is men zich toch al zo pijnlijk bewust van die inderdaad schrikbarende dekkingsgaten op de begroting voor volgend jaar. En hoe geloofwaardig staat de centrumstad er eigenlijk überhaupt op na de harde cultuursaneringen door zeker ook de huidige cultuurwethouder (die zelfs in eigen partij nu onder vuur ligt vanwege de kandidatenlijst en haar mogelijk zesde termijn als lijsttrekker)?
Gaillard wil graag bij de inwoners gaan peilen waar behoefte aan is – wat zeker een nobel streven is – maar het grote gevaar bestaat dat dit niet goed lukt c.q. gedaan wordt. Er liggen immers al vele uitgewerkte gegevens op de plank van zowel het Digipanel, de G1000 en de Staat van Eindhoven – om nog maar niet te spreken van alle andere rapportages van bijvoorbeeld de provincie (inclusief BrabantC) en het BKKC, het PON en BrabantKennis. De wethouder heeft er blijk van gegeven voor grote initiatieven liever haar Amsterdamse netwerk aan te spreken, wat via de Commissie Post/CultuurTotaal vele instellingen de kop heeft gekost en via dezelfde weg de stad Eindhoven de titel Culturele Hoofdstad 2018 deed mislopen.
Aan alle kanten pijn, en dan gaat het nog niet eens echt over de inhoud. Als klap op de vuurpijl kwam de directeur van de Stichting Cultuur Eindhoven (SCE) met de analyse dat we in groot-Eindhoven te maken hebben met een schikbarend laag percentage cultuurdeelnemers / een laag participatieniveau. Zij vroeg zich openlijk af hoe dat nu toch komt, wat ik een geweldige grap vind omdat zij – zich netjes houdend aan de rolafspraken tussen het gemeentebestuur, de instellingen en haar stichting – al meerdere malen straal gepasseerd is door het college om, via een speciaal behouden mandaat, de stichting te overrulen in een besluit. Zo heeft één van de topinstituten in Brainport, het Muziekgebouw, het al jaren moeilijk en vertrekken en komen er aan de lopende band commissarissen die proberen er iets aan te doen. Het mocht echter allemaal tot op heden niet baten: er blijven tonnentekorten, maar de wethouder cultuur blijft geld overmaken buiten de SCE om omdat het Muziekgebouw niet mag vallen.
Waar gaat dit nu mis? Ten eerste heeft het cultuurbeleid in Eindhoven een zeer slecht track record; in de afgelopen decennia zijn veel instellingen teleurgesteld, geschoffeerd en omgevallen. De burger heeft dat vernomen en is teleurgesteld en zet zich schrap. Maar is als gemeenschap veelvuldig, maar niet systematisch bevraagd (zie mijn opsomming van zojuist) en ook niet goed georganiseerd. Iedere organisatie heeft immers zijn eigen publiek, dat overlapt maar in beperkte mate. De Pand-P bezoeker is misschien wel de Effenaarbezoeker, maar toch weer niet per se van het Muziekgebouw.
“Er is wel ergernis, maar geen gezamenlijk besef.”
Er is dus wel ergernis, maar geen gezamenlijk besef. De sector mag zich dat aantrekken, want zou op stads- en regionaal niveau een veel sterkere vuist kunnen maken, zoals bijvoorbeeld het primair onderwijs dat onlangs heeft gedaan. De Brabantse ‘we worden toch niet gehoord en we lossen het zelf wel op’-mentaliteit komt juist hier níét goed van pas. Gaillard pleit in dezelfde richting door te stellen dat je de hele regio als één gemeente zou moeten zien en dan moet kijken of de voorzieningen op de juiste plek liggen. Ook hij rekent dat de voorzieningen zelf aan, dat ze niet coördineren uit angst weggevaagd te worden. Maar ja, die angst is ook wel te begrijpen want bepaald niet ongegrond gebleken: wat verdwijnt komt immers meestal niet meer terug. Voor een vitale coalitie moet je mensen verleiden om op hoger schaalniveau te kijken, maar dan moet je wel de bescherming in je achterzak hebben om deze exercitie in vrede en vertrouwen te laten verlopen.
Ten tweede, en dat lijkt me zeker zo belangrijk, maken we volgens mij in deze hele discussie over maatschappelijke en culturele topvoorzieningen in stad en regio, gebruik van een te ‘eng’ cultuurbegrip. Niet alleen te elitair (wat het woord top ook al doet vermoeden), dus verticaal, maar ook te beperkt, dus horizontaal. De reactie van de gemeente Waalre op de woorden van Gaillard illustreert het eerste, omdat zij best begrepen wat er bedoeld werd. In Waalre wonen veel senioren met geld, om het maar even in huis-tuin-keukentaal te zeggen, en die maken massaal gebruik van de voorzieningen in Eindhoven die je zou kunnen aanduiden als ‘cultuur met de grote C’.
Dat we te weinig zicht hebben op de horizontale as komt door twee zaken. Enerzijds hebben we geen heldere blik op de in toenemende mate zeer gemêleerde samenstelling van de totale regionale bevolking door de toestroom van zowel expats als asielzoekers; anderzijds vergeten we daarbij dat er ook nog zoiets bestaat als ‘volkscultuur’, eventueel aan te duiden als ‘cultuur met een kleine c’. Het praten over topvoorzieningen negeert stelselmatig de voor deze regio zo belangrijke en diepverankerde zaken als verenigingsleven, buurthuizen, dorpsraden, optochten, corso’s, themaweken, festivals, competities, verkiezingen, kwissen, sponsorwedstrijden enzovoort enzovoort. Geen wonder dat de directeur van de SCE uitkomt op een schrikbarend laag participatiecijfer. Het institutionele veld ligt onder vuur en het domein van de bevolking wordt niet eens meegenomen in de tellingen en het beleid. Terwijl het nu juist de ideale aansluiting vormt bij de nieuwkomers, want ook zij hechten vaak en veel aan feesten, gebruiken en rituelen en zijn ook veel vaker dan gedacht bereid en zelfs actief op zoek naar verbinding en samenkomst.
Daar wordt op stads- en regionaal niveau geen enkel platform voor geboden. Terwijl het vraagstuk én de oplossing volgens mij dus recht onder onze neus liggen en we breder moeten kijken dan alleen de door Gaillard genoemde ‘musea, toparchitectuur en topsportvoorzieningen’ – ook dat geeft direct een beperking in je verkenning en speelveld en werkt eerder op voorhand uitsluitend dan inclusief. Het kijken vanuit een ruimer cultuurbegrip ‘van onderaf’ sluit bovendien naadloos aan bij de nieuwe verkenning van de Raad voor Cultuur (die echter ook aandrong op de fusie van de twee provinciale orkesten, maar dat hier slechts even terzijde), waarin het concept regio een cruciale rol speelt: “Zet stedelijke regio’s centraler in het cultuurbeleid. Zij zijn goed in staat om hun culturele voorzieningen af te stemmen op de samenstelling en behoeften van de bevolking, en op de aanwezige maatschappelijke en economische infrastructuur. Met de opname van een regionale culturele infrastructuur in het landelijke cultuurbestel wil de Raad voor Cultuur dat er meer erkenning en financiering komt voor het culturele aanbod in de regio.” De Raad wil hiermee bovendien de waardering in subsidies aanpassen aan het sterk dynamische en veranderde cultuurveld, waarin bijvoorbeeld de zojuist genoemde en ook in Brainport zeer populaire festivals heel belangrijk zijn geworden.
Volkscultuur is top. En de basis voor het organisch en harmonieus functioneren van je samenleving. Het sluit bovendien heel goed aan bij het angstvisioen van de dorpen en de lokale politici dat ‘alles gaat verdwijnen bij samenwerking’. Daarom zou ik zeggen, volgend op wat Gaillard zegt: kijk nu eens naar de regio als weefsel en basis ván en vóór de mensen die er wonen en probeer je eens af te vragen wat deze mensen (allang) dóen in plaats van wíllen, dan ontstaat het logische beeld vanzelf. En zou de gemeente Eindhoven als voortrekker allang een geweldig (top-!)plan hebben ontwikkeld om de oude V&D middenin de stad om te toveren als zoemende bijenkorf voor hoge én lage cultuur, waar iedereen steeds terugkomt en altijd iets van zijn gading vindt.