In Duitsland kan deze zomer voor 9 euro per maand gereisd worden met het regionale openbaar vervoer. Innovation Origins maakt van de gelegenheid gebruik om een aantal toekomstprojecten te bezoeken. In deze aflevering gaan we van Cottbus naar Bitterfeld-Wolfen.
Een gigantische open vlakte met daarin kleine meren en op de achtergrond het Kraftwerk Jänschwalde, de op twee na grootste elektriciteitscentrale van Duitsland. Dat is het uitzicht vanaf de 31 meter hoge toren die uitkijkt over de “Cottbuser Ostsee”.
Bij de toren is het een komen en gaan van mensen die willen zien hoe het ervoor staat met dit gigantische project. De vlakte is een oude bruinkolenmijn die tot de nok toe gevuld gaat worden met water. De centrale op de achtergrond wordt ook nu nog voor een groot deel gevoed met bruinkolen uit de buurt.
Het is niet de eerste de beste centrale. Het monster heeft een capaciteit van 3000 Megawatt en stootte in 2021 naar schatting 15,2 miljoen ton aan CO2 uit, wat eigenlijk nog meevalt, want volgens de eigenaar van de centrale, het bedrijf LEAG, was dat in 2012 zelfs 24 miljoen ton, waarmee het in dat jaar wereldwijd op de zevende plek uitkwam.
Klimaatkiller
Een klimaatkiller dus, die momenteel weer op volle toeren draait vanwege de oorlog in Oekraïne. Maar dat is als het goed is tijdelijk.
Over een paar jaar moet de witte rook definitief verdwenen zijn. Aan de kust van het meer verrijzen dan vakantiewoningen. Cottbus krijgt er een hele nieuwe wijk bij. Er komen strandpromenades, barretjes, hotels en havens. Alles wat hoort bij een badplaats.
Maar zover is het nog niet. Kathi Gerstner, de woordvoerder van LEAG, vertelt dat het een grote uitdaging is de mijnbouwput te vullen met water. Het wordt een kwestie van jaren, waarbij veel afhangt van de weersomstandigheden.
Spreewater is schaars
“Bij het laten overstromen van de Cottbuser Ostsee zijn we voor een groot deel afhankelijk van de rivier de Spree”, legt ze uit. “De waterstand in de rivier moet boven een bepaald niveau blijven. Het is immers ook een belangrijke rivier voor Berlijn, de scheepvaart en andere steden stroomafwaarts. Dat betekent dat als er veel neerslag valt, het sneller gaat dan wanneer het droog is.”
Het vullen van de Cottbuser Ostsee gaat via een netwerk van kanalen en sluizen die open en dicht kunnen. Gerstner gaat ervan uit dat ergens in het midden van dit decennium (circa 2024-2025) het proces voltooid zal zijn. Het is dan nog geen zwemwater. Het duurt een paar jaar voor het gevaar van aardverschuivingen geweken is en de waterkwaliteit goed genoeg is voor planten, dieren en mensen.
Grootste kunstmatige meer van Duitsland
Maar wat als er door klimaatverandering nauwelijks regen valt? Zelfs dan, zo verzekert Gerstner, zal het kunstmatige meer er komen. Het gaat dan alleen een stuk langzamer omdat het grootste deel dan moet komen van grondwater. “De rivier is belangrijk, omdat stromend water zorgt voor een betere waterkwaliteit.”
Kunstmatige meren zijn niet uniek voor deze regio, maar de Cottbuser See is tot nu toe wel de grootste Duitse bruinkolenmijn die wordt omgevormd tot een zwemparadijs. Het is voor LEAG – een energiebedrijf in handen van de Tsjechische EPH Groep – bovendien het eerste project van deze aard.
In totaal is 250 miljoen kubieke meter water nodig voor een oppervlakte van ongeveer 19 km2. De kosten worden geraamd op 300 miljoen euro. Het meer wordt op sommige plekken meer dan 30 meter diep. Als alles goed gaat tenminste, want er zijn critici die denken dat het project vanwege klimaatverandering nooit zijn volle omvang zal bereiken.
Netwerk van kunstmeren
LEAG kan echter hoop putten uit andere projecten in de voormalige DDR. De Lausitz – de regio waarin Cottbus ligt – is als het ware een grote gatenkaas, met overal oude mijnen die met water gevuld worden.
De Lausitzer en Mitteldeutsche Bergbau-Verwaltungsgesellschaft LMBV begeleidt al twee decennia dit proces. Naast de Spree wordt daarvoor in de Lausitz rivierwater gebruikt uit de Neiße en Schwarze Elster. Veel van de meren worden met elkaar verbonden door kanalen, waardoor het Lausitzer Seenland ontstaat. In totaal gaat het om meer dan 30 kunstmatige meren die van noord naar zuid maximaal 80 kilometer uit elkaar liggen en van oost naar west 40 kilometer.
Naast de Lausitz zijn er ook nog voormalige mijnen in een ander deel van Brandenburg, Saksen en Saksen-Anhalt die een nieuw leven krijgen. Hier spreken we van het Mitteldeutsche Braunkohlerevier. Het grootste kunstmatige meer tot nu toe ligt in deze regio. Dat is de Geiseltalsee, in de buurt van Leipzig, met een oppervlakte van 18,4 km2.
Goitzschesee
Een ander groot kunstmatig meer – dat al klaar is voor toerisme – ligt bij Bitterfeld-Wolfen, twee aan elkaar gegroeide steden in Saksen-Anhalt met heel veel chemische industrie. In de DDR-tijd gold dit als een soort “Todeszone” met stinkende lucht en dode rivieren. De industrie is er al sinds de negentiende eeuw. Het is daarmee een van de oudste en grootste industriegebieden van Duitsland, waarbij bruinkool altijd een belangrijke rol heeft gespeeld als energiebron.
Maar dat is verleden tijd. In het Mitteldeutsche Braunkohlenrevier (Duitsland heeft in totaal vier bruinkolengebieden) zijn alleen iets ten zuiden van Leipzig nog twee bruinkolenmijnen actief. Bij Bitterfeld ligt nu de Goitzschesee.
Zeearend en visotter
Ook bij dit meer kan er weer geklommen worden in een uitkijktoren. In tegenstelling tot Cottbus is het water hier helder en het strand ligt vol mensen. Er is een jachthaven en er zijn volop vakantiehuisjes. Dat de Goitzschesee zich rap ontwikkeld heeft, heeft onder andere te maken met een grote overstroming in 2002. Voor de inwoners van Bitterfeld was dat destijds een ramp, maar voor het meer fijn, omdat het in een keer vol was met water uit de rivier de Mulde.
Bij een fietstocht heb je goede kans zeldzame vogels te zien. Er zijn kraanvogels, zeearenden, otters en bevers. Het visbestand schijnt ook goed te zijn met onder andere karpers, snoek, meerval, aal, baars en snoekbaars. Op een webcam kan live het wel en wee van een familie visarenden worden vervolgd. Kortom de natuur heeft hier zijn werk gedaan.
Hier een link naar de visarendwebcam.
Festivalterrein Ferropolis
Een klein stukje naar het noordoosten is er nog een omgeturnde bruinkolenmijn waar ze de machines hebben laten staan en nu gebruiken als decor voor het festivalterrein “Ferropolis”. In deze “stad uit ijzer” zijn de hele zomer door muziek- en sportevents, zoals Melt en Splash.
En de industrie, is die er ook nog?
Zeker, tussen Bitterfeld en Wolfen rij je eindeloos langs fabrieken. Ze stinken alleen niet meer zoveel als vroeger. Op het Chemiepark Bitterfeld-Wolfen zijn ruim 360 bedrijven gevestigd.
Lithium van het Nederlandse AMD
Daar zijn ook hele moderne industrietakken bij. Zo wordt er op het chemiepark momenteel gebouwd aan een van de grootste lithiumraffinaderijen van Europa. De Nederlandse Advanced Metallurgical Group AMG, investeert 120 miljoen euro in een fabriek voor lithiumhydroxide (LiOH).
De grondstof komt uit een AMD-mijn in Brazilië. Er wordt begonnen met een productie van 20.000 ton LiOH per jaar, wat later moet klimmen naar 100.000 ton.
CEO Heinz Schimmelbusch van AMD zei in mei van dit jaar, bij het leggen van de eerste steen, dat hij verwacht dat de vraag in Europa in 2030 rond de 600.000 ton zal liggen. LiOH is een belangrijk bestanddeel van accu’s voor elektrische auto’s.
Solar Valley nog niet dood
Helemaal aan de rand van Wolfen ligt een bedrijventerrein dat zich helemaal richt op de industrie voor zonnecellen, zonnepanelen en alles wat daaraan vastzit.
Het is een bedrijventerrein dat de laatste decennia enorme ups en downs heeft meegemaakt. Kort na de kredietcrisis van 2009 was hier het wereldwijde centrum van de zonnepanelensector. De overheid had er flink geïnvesteerd. In 2012 werkte er 3000 mensen. Maar daarna kwam het grote verval.
China overspoelde de markt met zijn zonnepanelen. Ondertussen schrapte de Duitse overheid veel van zijn subsidies. Veel bedrijven in “Solar Valley” konden daar niet tegen en gingen een voor een failliet. Het bedrijf Calyxo is een van de laatste die in 2020 het loodje legde.
Sommige mensen verwijten de overheid dat ze te weinig heeft gedaan om de Chinese dumping tegen te gaan. Feit is dat er aan de “Sonnenallee” nog maar een paar solarbedrijven over zijn. De grootste, QCells, is tegenwoordig in Zuid-Koreaanse hand (Hanwha).
Zonnepanelen van Meyer Burger
Het is eigenlijk te weinig om het bedrijventerrein nog Solar Valley te noemen. Maar er is sinds kort wel hoop dat het die naam toch weer verdient. Dat is te danken aan het Zwitserse bedrijf Meyer Burger Technology. De minister van economische zaken Robert Habeck noemde het eind juli tijdens een werkbezoek enthousiast “een kans op een comeback voor de solarindustrie”. Habeck: “We hebben deze industrie kapot laten gaan, maar we kunnen hem nieuw leven inblazen.”
Het bijzondere van Meyer Burger is dat ze de hele keten bestrijken. De machines zijn ontwikkeld in Zwitserland. In Bitterfeld-Wolfen worden de zonnecellen gemaakt (procedé lijkt een beetje op dat van computerchips) en de zonnepanelen in Freiberg (een mijnbouwstad tussen Dresden en Chemnitz).
Beschermd tegen Chinese dieven
Vroeger verkocht het bedrijf zijn machines aan Chinese bedrijven die daarmee dan in China produceerden, maar daar is Meyer Burger mee opgehouden omdat de omzet en marges steeds kleiner werden. Bovendien beticht Meyer Burger de Chinezen van diefstal van know how. Tegenwoordig houdt het bedrijf zijn technologie verborgen.
In Freiberg heeft het bedrijf nu de capaciteit om 2700 modules per dag te maken à pakweg 200 euro per stuk. Volgens het bedrijf leveren hun panelen 20 procent meer op per cm2 dan een gemiddeld zonepaneel. Het meeste werk in Bitterfeld wordt volgens het concern door robots gedaan.
Filmrollen van Agfa en Orwo
Op de weg terug naar het station fiets ik nog even langs het stadhuis van Wolfen en het filmmuseum. Beide spelen een grote rol in de lokale industriële geschiedenis.
Het stadhuis was vroeger het hoofdkantoor van Agfa, een van origine Berlijns bedrijf dat in Bitterfeld-Wolfen de ruimte vond voor expansie.
Iets oudere mensen zullen Agfa ongetwijfeld nog kennen van de fotorolletjes. Het bedrijf was in 1936 ook uitvinder van de kleurenfilm. Na de Tweede Wereldoorlog verdween Agfa naar het Westen en werden er in Wolfen filmrollen door het Oost-Duitse Orwo geproduceerd. Naast Fuji en Kodak waren dit in de vorige eeuw de grote namen in de wereld van de filmrolletjes. Het museum (tijdelijk gesloten) vertelt de geschiedenis van de Filmfabrik Wolfen.
AEG vestigt zich in 1893
De grondsteen voor de bloei van de chemische industrie werd gelegd door een ander Berlijns bedrijf: de “Allgemeine Elektricitäts-Gesellschaft” AEG – dat in 1893 als eerste een productielocatie zocht en vond in Bitterfeld.
Zoals meer steden in Duitsland had Wolfen een hele donkere periode tijdens de Tweede Wereldoorlog. Agfa was in die tijd onderdeel van een groot chemisch conglomeraat onder de naam IG Farben, waar ook BASF en Bayer in zaten. In hun fabrieken werden in Bitterfeld dwangarbeiders te werk gesteld en gevangenen uit concentratiekamp Ravensbrück.
Een andere dochter van IG Farben (Degesch) produceerde het gifgas Zyklon B (blauwzuurgas), wat in concentratiekampen gebruikt werd voor de grootste massamoord uit de geschiedenis.