De directe rijksoverheidsuitgaven voor onderzoek en ontwikkeling (R&D) stijgen tussen 2020 en 2022 met 1,2 miljard euro (20 procent). Vandaag publiceert het Rathenau Instituut zijn jaarlijkse overzicht van totale investeringen in wetenschap en innovatie.
Nationaal Groeifonds
Uitgaven aan wetenschap en innovatie stijgen elk jaar wel enkele procenten, maar een stijging van twintig procent is opvallend sterk. De extra investeringen komen vooral uit het Nationaal Groeifonds. Met dit fonds investeert het kabinet in projecten die moeten zorgen voor economische groei op de lange termijn.
Half miljard extra voor universiteiten
Daarnaast geeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap meer geld uit aan onderzoek en ontwikkeling. Volgens berekeningen van het Rathenau Instituut gaat het om een stijging van 12 procent: van 4,4 miljard euro in 2020 naar 5 miljard euro in 2022. Deze stijging is te verklaren door een toename in de institutionele financiering van universiteiten.
Sterke inflatie en miljardentekort
De getallen zijn gebaseerd op de Rijksbegroting 2022, die nog door het vorige kabinet werd ingediend. In het huidige regeerakkoord – dat gepubliceerd werd op 15 december 2021 – kondigde het kabinet extra investeringen aan. Dit was voor de oorlog in Oekraïne, die op dit moment voor sterke inflatie zorgt en het kabinet een miljardentekort oplevert. Volgens het Rathenau Instituut is het daarom “lastig om een goede inschatting te maken van aanvullende investeringen in wetenschap en innovatie de komende jaren.”
Ook interessant: Groene waterstof op zee-project mist de Groeifondsboot
Ongewenste bijeffecten
De forse investeringen in R&D bieden veel kansen, maar onderzoeksleider Alexandra Vennekens benadrukt dat er ook aandacht moet zijn voor onbedoelde en ongewenste bijeffecten. Zo gaat het bij het Nationaal Groeifonds veelal om tijdelijke projecten waarvoor met name jonge onderzoekers worden aangenomen. Een bijeffect hiervan zou kunnen zijn dat verder onderzoek en loopbanen van deze wetenschappers over een paar jaar vastloopt, wanneer er een einde komt aan de financiering.
“We blijven de investeringen de komende jaren in de gaten houden. We kijken daarbij niet alleen naar begrotingen, maar ook naar daadwerkelijke uitgaven. Daar kan een behoorlijk verschil tussen zitten. Daarnaast leert de ervaring dat het helemaal niet zo eenvoudig is om dit soort grote, extra bedragen op een goede manier te besteden. Onze analyses geven inzicht in de gevolgen van het overheidsbeleid”, aldus Vennekens.
Hier kunt u het volledige rapport vinden.