In een wekelijkse column, afwisselend geschreven door Maarten Steinbuch, Mary Fiers, Carlo van de Weijer, Lucien Engelen en Tessie Hartjes, probeert E52 uit te vinden hoe de toekomst eruit zal zien. De vijf columnisten, af en toe aangevuld met gastbloggers, zijn allemaal op hun eigen manier bezig met oplossingen voor de problemen van onze tijd. Zodat Morgen Beter wordt. Deze zondag is Maarten Steinbuch aan de beurt. Hier alle eerdere afleveringen.
Dit jaar gaan we concrete invulling geven aan de Eindhoven Engine: een nieuwe manier van samenwerken en innoveren. Jonge studenten, samen met ervaren medewerkers van instellingen en bedrijven, op colocatie en heel agile, flexibel, via inhoud en probleemstelling en niet via structuren. Het ontwerpen van zo een nieuw en uniek innovatie ecosysteem, gericht op exponentiële innovatie en doorbraken, vraagt om een andere aanpak. Of is dat niet nodig? Kunnen we de goede ervaringen van het verleden opnieuw benutten? En wat zijn die dan? Rob van Gijzel gaf me de tip, ten behoeve van de Eindhoven Engine, nog eens opnieuw te kijken naar de tien geboden van Holst, de grondlegger van het Philips Natuurkundig Laboratorium. Hier zijn ze, in samengevatte vorm [1,2]:
De tien geboden van Holst
1. Neem knappe onderzoekers aan, zo mogelijk jong, maar met ervaring in academisch onderzoek.
2. Besteed niet te veel aandacht aan de details van het werk dat ze gedaan hebben.
3. Geef medewerkers veel vrijheid en aanvaard hun eigenaardigheden.
4. Laat de medewerkers publiceren en deelnemen aan internationale wetenschappelijke activiteiten.
5. Vermijd een al te straffe organisatie. Laat gezag berusten op werkelijke deskundigheid.
6. Deel een laboratorium niet in naar verschillende disciplines, maar vorm multidisciplinaire teams.
7. Geef grote vrijheid bij de keuze van het werk, maar laat vooral de leidende figuren zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid ten opzichte van de onderneming.
8. Budgetteer een industrielaboratorium niet per project en laat fabricageafdelingen geen budgettaire zeggenschap krijgen over researchprogramma’s.
9. Bevorder de overplaatsing van bekwame oudere onderzoekers uit het laboratorium naar productontwikkeling en productie.
10. Laat de keuze van researchprojecten niet alleen bepalen door de marktmogelijkheden, maar ook door de stand van de academische wetenschap.
Het is ook leuk om het commentaar uit 1981 (!) [2] te lezen van professor Casimir die bijvoorbeeld zich naar aanleiding van stelling 9 afvraagt of het juist niet goed zou zijn om ook ervaren mensen uit de productontwikkeling en productie ook weer terug te brengen in de researchfase. Dit is precies ook het idee van de Eindhoven Engine!
Een aantal stellingen zijn meer van belang voor echt fundamenteel onderzoek, en sommige zijn ook vooral gerelateerd aan het feit dat het hier ging om de onderzoeksfaciliteit van een bedrijf. De kern van de stellingen raakt echter diep in het hart van vernieuwend kunnen denken, en overstijgend aan slechts een of enkele disciplines. En dat is precies wat we willen bereiken met de Eindhoven Engine. Ik stel voor dat we gaan proberen om de 10 uitgangspunten van de Eindhoven Engine op te schrijven! Ik vraag iedereen om mee te denken!
[1]: van der Veen J.K. ‘Gilles Holst, de eerste industriële researchmanager van Nederland’, Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde , jan 2011, pp.16-18
[2] H.B.G. Casimir, Gilles Holst: Pionier van industrieel onderzoek in Nederland (Holst- lezing TU Eindhoven 1981).