Morgen is beter.
In een wekelijkse column, afwisselend geschreven door Maarten Steinbuch, Carlo van de Weijer, Daan Kersten en Lucien Engelen, probeert E52 uit te vinden hoe de toekomst eruit zal zien. De vier columnisten zijn – naast hun ‘normale’ baanbrekende werk – verbonden aan SingularityU The Netherlands, de organisatie die zich richt op het verspreiden van kennis over technologieën die oplossingen voor de problemen van onze tijd kunnen leveren. Deze zondag is Carlo van de Weijer aan de beurt.
Door Carlo van de Weijer
Autofabrikanten bevinden zich op dit moment in een rat race om de meest autonome auto, we werken er op de Technische Universiteit Eindhoven met tientallen onderzoekers graag aan mee. Autonoom rijden zal het autorijden nog aangenamer maken en de rijtijd productiever. Twee redenen waarom nog meer mensen van de trein naar de auto zullen switchen, maar dat terzijde. En niet te vergeten maken autonome functies in een auto het rijden veiliger, nu blijkt dat we het niet kunnen laten om vaak met andere dingen dan rijden bezig te zijn. Lang leve de smartphone, kort leve de chauffeur.
Bij autonoom rijden denken veel mensen echter niet aan een auto die een deel van de rit overneemt, maar aan de erg tot de verbeelding sprekende vollédig autonome auto, de driverless versie. De auto waar onder andere Google hard aan werkt: een horizontale lift, je stapt ergens in en ergens anders uit, je hoeft geen rijbewijs te hebben, geen goed werkende ogen, je hoeft je niet in nuchtere staat te bevinden, er hoeft niet eens een chauffeur te zijn. Deze volgens velen toekomstige vorm van openbaar vervoer bevindt zich op dit moment in een zeer interessante en cruciale fase. De hamvraag die de meest ingewikkelde Artifical Intelligence vergt: Hoe kun je een auto de wet laten overtreden?
Dat klinkt paradoxaal. Een volledig autonome auto wordt juist als extreem veilig gezien, onder andere omdat hij de wet juist níet overtreedt. Maar werkt dat in de praktijk? De meeste mensen hebben niet het geduld om lang achter iemand te rijden die zich volledig aan de wet houdt, we accepteren dat niet. Als je achter een fietser rijdt in een wegvak met inhaalverbod, word je geacht de doorgetrokken streep even te doorkruisen om het verkeer niet onnodig te vertragen. En een stad is eenvoudigweg niet te doorkruisen zonder met regelmaat de wet flexibel te interpreteren, voorrang te nemen, een fietser veel te kort te passeren of een stukje stoep mee te nemen.
En hier raken we een fundamenteel punt: Zal een fabrikant ooit stoute software in een auto programmeren? Een groeiend aantal wetenschappers ziet dat als een fundamentele blokkade voor de introductie van geheel autonome voertuigen, maar op één of andere manier zal de echte intelligente auto het buiten-de-lijntjes-kleuren moeten institutionaliseren om te kunnen functioneren.
Daarover nadenkend zag ik een mooie parallel met hoe bedrijven werken in de praktijk. Een bedrijf kan je immers platleggen met een stiptheidsactie, een gevreesd wapen van de bonden. Dat zegt genoeg. En alleen als je je bedrijf zo inricht dat er buiten de lijntjes gekleurd kan worden zonder fatale gevolgen, kun je innoveren. De broodnodige innovatie vindt buiten de lijntjes plaats; daar moet ruimte voor worden gecreëerd en weerbaarheid voor worden opgebouwd.
Het geldt eigenlijk voor de hele maatschappij. Als we de illusie weghalen dat we de wet kunnen overtreden en er mee weg kunnen komen, wordt het leven onmenselijk. Zoals zelfs de strengste gevangenissen de illusie dat er een ontsnappingsmogelijk bestaat in leven houden. Het scheelt heel wat rellen.
Ik roep dus tot het koesteren van ondeugd in auto’s, in bedrijfscultuur en maatschappij. De stouten zullen heersen. De katholieken hadden het al door. Die hebben het instituut van de biecht ontwikkeld om het buiten de lijntjes kleuren te institutionaliseren. Zou dat ook een reden zijn dat we hier in het zuiden zo bovengemiddeld innovatief zijn?