Een medisch product kunnen startups niet zomaar op de markt brengen. Bedrijfjes moeten diepe zakken en geduld als een monnik hebben, want studies zijn duur en nemen veel tijd in beslag. Afhankelijk van het product dat een medische startup aan de man probeert te brengen, kan het zo’n vijf tot tien jaar duren voordat een technologie of product verkocht kan worden. Veel beloftevolle uitvindingen of medische gadgets halen hierdoor de eindstreep niet. Maar hoe kun je medische innovatie toch stimuleren zonder dat hierbij aan regels en wetgeving voorbij wordt gegaan?
Op deze vraag proberen negen verschillende partners uit acht landen van de Europese Unie een antwoord te vinden in het Interreg project Medtech4Europe. In het eerste studiebezoek bezoeken de deelnemers Maastricht om hier te zien wat er hier gebeurt om de technische, medische en zakelijke wereld te bundelen. Later dit jaar volgen nog twee trips naar andere regio’s. Het doel van het project is om van elkaar te leren, goede dingen over te nemen en te leren van fouten die elders zijn gemaakt.
De groep met overheidsvertegenwoordigers, ondernemers en kenniswerkers maakt kennis met de manier van werken van de Brightlands Health Campus, waar samenwerking om kennis naar de markt te brengen centraal staat. Ze nemen een kijkje bij Scannexus, waar onderzoekers met sterke MRI-scanners diep in het brein kunnen kijken. Ze zien de laatste ontwikkelingen op het gebied van regeneratieve geneeskunde bij MERLN, een onderzoeksinstituut van de Universiteit Maastricht. Ook brengen ze een bezoek aan het Bakken Research Center van Medtronics. De groep begint de dag met een presentatie van het Clinical Trial Center Maastricht (CTCM), waar onderzoekers en bedrijven ondersteuning krijgen rond verschillende aspecten van onderzoek. Van funding tot resultaatverwerking.
Wat is er nodig voor een succesvol ecosysteem?
Na de tour wisselen vertegenwoordigers van de regio’s ideeën uit over wat een succesvol ecosysteem inhoudt en proberen ze nieuwe modellen te bedenken die innovatie stimuleren. Waar bijna iedereen het tijdens deze discussies over eens is, is dat het lastig is om de verschillende werelden bij elkaar te brengen. “Clinici zitten vaak in een ivoren toren”, vertelt Nihal Engin Vrana van Protip Medical uit Straatsburg, dit bedrijf maakt slokdarm implantaten. “Wanneer een bedrijf naar een ziekenhuis stapt, vertrouwt een ziekenhuis het vaak niet. Ze staan totaal niet open voor innovatie, dat heeft er voor een groot deel mee te maken dat het voor artsen risicovol is om nieuwe technologie te omarmen. Hoe gaan we chirurgen motiveren om dit alsnog te doen? Innovatie wordt op dit moment weggegooid.”
Een oplossing zou kunnen zijn om ziekenhuizen en artsen eerder bij nieuwe technieken of methodes te betrekken, alleen veel beginnende startups hebben deze connecties niet. “Voor grote bedrijven is dat niet zo’n probleem, zij hebben ingangen bij verschillende partijen en hebben ervaring met het opzetten van klinische studies. Starters komen niet bij artsen aan tafel en kennen over het algemeen de routes niet”, vult Heikki Kallasvaara aan. Kallasvaara is adviseur voor de Finse regio Uusimaa, waar Helsinki de hoofdstad van is. Volgens hem zou het een goed idee zijn om academische ziekenhuizen en onderzoekscentra van labels te voorzien zodat startups meer inzicht hebben waar ze terecht kunnen voor bijvoorbeeld darmonderzoek. “Dit heeft als voordeel dat het inzichtelijker wordt. Maar hoe ga je bepalen waar zo’n label aan moet voldoen? En dit lost nog steeds het probleem van funding en gebrek aan kennis rond regelgeving niet op, daar zouden kleine ondernemingen veel meer ondersteuning in moeten krijgen. Want er komt gewoon ontzettend veel kijken bij het opzetten van gedegen klinische studies.”
Deens voorbeeld om van te leren
Om startups te ondersteunen bij het opzetten van een klinische studie heeft Denemarken Clinical Trials Denmark. Hier krijgen onderzoekers of startups binnen vijf dagen antwoord of het zin heeft een studie te beginnen en zo ja, welke ziekenhuizen of onderzoekscentra daar het best voor geschikt zijn. Verdeeld over vijf verschillende regio’s proberen ze startups te helpen met subsidie aanvragen, contracten en mogelijke investeerders. “We hebben een netwerk door heel het land en op basis daarvan kunnen we een inschatting maken en partijen in contact brengen met ziekenhuizen met de juiste expertise”, vertelt Anja Storgaard. Storgaard kijkt met belangstelling naar CTCM in Maastricht, waar zo’n 35 mensen werken. Hier kunnen onderzoekers of onderzoeksinstellingen, maar ook bedrijven aankloppen voor ondersteuning bij onderzoek. Storgaard: “Het is hier veel uitgebreider dan in Denemarken, wij hebben per regio twee tot vijf medewerkers die van alles moeten regelen, contacten met investeerders, contacten met ziekenhuizen, aanvragen, contracten en dan komt daar ook het juridische deel nog bovenop. Dit is voor ons erg leerzaam om te zien.”
Anderen zijn juist weer onder de indruk van de manier waarop ze bij het Brightlands Valorisation Center omgaan met privaat-publieke samenwerkingen. Waar in Polen na afloop van dit soort projecten kennis verloren gaat, proberen ze in Maastricht al tijdens samenwerkingstrajecten te kijken naar manieren om kennis te vermarkten. Yvo Graus is business developer bij de Health Campus: “Het lastige hieraan is dat je van te voren niet weet wat de uitkomsten zullen zijn, maar daarom proberen we tijdens dit soort trajecten al rekening te houden met mogelijke uitkomsten. We kijken naar vervolgstappen om een product of techniek verder te ontwikkelen. Hoe ga je IP-rechten verdelen? Kun je een licentie verkopen bijvoorbeeld? Hiervoor zoek je de juiste mensen aan boord.”
Iedere deelnemende regio schrijft een actieplan waarin aanbevelingen staan die het beleid rond medische innovatie moeten gaan verbeteren. Het Europese samenwerkingstraject loopt nog tot 2022 en er is ruim 1,5 miljoen euro voor uitgetrokken.