Het Limburgse onderwijs- en bedrijfsleven luidt in een brandbrief aan de formerende partijen de noodklok over de toekomst van het regionale onderwijs. De ondertekenaars pleiten voor maatregelen om de onderwijskwaliteit te waarborgen en de arbeidsmarkt te versterken. Zonder passende actie dreigt een economische krimp van bijna 1 miljard euro en het verlies van 4500 banen, aldus de brief. De brandbrief benadrukt het belang van internationale oriëntatie en roept op tot een herziening van de wet op internationalisering. Er is een dringende behoefte aan structurele financiering voor programma’s rond ‘Leven Lang Ontwikkelen’ en een verbeterde OV-infrastructuur naar de buurlanden.
De brandbrief, verstuurd aan de onderwijsminister en de Tweede Kamer, staat niet op zichzelf. Het is een reactie op het wetsvoorstel ‘Internationalisering in Balans’, dat het aantal internationale studenten in Nederland wil reguleren. De Onderwijsraad vroeg vorige maand al om een grondige herziening van dit voorstel. Het wetsvoorstel heeft verstrekkende gevolgen voor de regio Limburg, waar de afhankelijkheid van internationale talenten en de samenwerking met het bedrijfsleven essentieel zijn voor het economische en sociale klimaat.
In de brief wordt gesteld dat indien alle bacheloropleidingen aan de Universiteit Maastricht en Zuyd Hogeschool in het Nederlands moeten worden aangeboden, dit een verlies van ongeveer 4.500 banen tot gevolg kan hebben. Dit zou een economische teruggang voor de Limburgse economie van bijna 1 miljard euro betekenen, volgens onderzoeksbureau Panteia.
Kritiek vanuit het bedrijfsleven
Het wetsvoorstel heeft forse kritiek ontvangen vanuit het bedrijfsleven en onderwijsinstellingen. Volgens MKB-Nederland zijn de voorgestelde sturingsinstrumenten en het taalbeleid niet doeltreffend genoeg en kunnen ze negatieve gevolgen hebben voor de positie van Nederland als kennisland. Er is met name zorg over het potentieel beperkende effect van het Nederlands taalbeleid, dat anderstalige bacheloropleidingen zou kunnen raken en daarmee de aantrekkelijkheid van Nederland voor internationaal talent kan verminderen.
Daarnaast benadrukt de werkgeversorganisatie VNO-NCW de economische impact van internationale studenten. Zij stellen dat Nederland een ‘netto-opleider’ is, waarbij veel meer internationale studenten naar Nederland komen dan dat Nederlandse studenten naar het buitenland gaan. Ruim een derde van de internationale studenten blijft na hun studie werken in Nederland, wat een significante economische bijdrage levert, vooral in sectoren waar een tekort heerst, zoals ICT, onderwijs en techniek.
Financiële gevolgen voor hoger onderwijs
De financiële implicaties van de instroom van internationale studenten zijn substantieel. Uit analyses blijkt dat Nederland netto gemiddeld 16.000 euro verdient aan een EU-hbo-student, en voor niet-EU-studenten loopt dit op tot 68.500 euro (hbo) en 96.000 euro (wo). Deze cijfers zijn gebaseerd op de bijdrage die deze studenten leveren aan de Nederlandse economie, zowel tijdens als na hun studie.
Het is echter onduidelijk over welke periode deze netto opbrengsten zijn berekend. Deze berekeningen zijn complex en hangen af van verschillende factoren, zoals de ‘stay rate’ – het percentage studenten dat na afronding van de studie in Nederland blijft werken – en de sectoren waarin zij werkzaam zijn. Verdere opheldering over de gebruikte methodologie moet bijdragen aan een beter begrip van de werkelijke economische impact van internationale studenten.
Bezorgdheid
De Rijksuniversiteit Groningen heeft eveneens bezorgdheid geuit over het wetsvoorstel. Met 122.287 internationale studenten, die 15% van alle studenten in Nederland vertegenwoordigen, vreest de universiteit voor haar positie en autonomie. De voorgestelde maatregelen worden gezien als een bedreiging voor het vermogen van de universiteit om bij te dragen aan de Nederlandse kenniseconomie.
Minister Dijkgraaf stelt voor om twee derde van de standaard bachelordiploma’s in het Nederlands aan te bieden, met ruimte voor maximaal een derde in een andere taal. Dit zou een fundamentele verschuiving betekenen voor universiteiten met een sterke internationale focus en zou de aantrekkelijkheid van Nederland voor internationale studenten kunnen verminderen.
Regionale verschillen in internationalisering
De Limburgse organisaties benadrukken in hun brief het unieke karakter van de regio. Met 24% grens met Nederland en 76% grens met het buitenland, is er een sterke noodzaak om internationaal georiënteerd te blijven. “Dit is essentieel om de leefbaarheid in de regio te vergroten.”
Zij pleiten voor maatwerk in wet- en regelgeving, zodat onderwijsinstellingen internationaal talent kunnen blijven aantrekken om de tekorten op de arbeidsmarkt aan te pakken. Dit gaat gepaard met de roep om betere OV-infrastructuur in en vanuit de regio, wat de mobiliteit en internationale samenwerking ten goede zou komen.