De onderste laag van bouwwerken, het deel dat je als voetganger op straat het beste ziet, staat volop in de belangstelling. Men noemt de stad op ooghoogte ook wel de plint. Bij stedelijke vernieuwing is vooral een actieve plint zeer begeerd. Men droomt dan van een langgerekt veelkleurig lint gevuld met aantrekkelijke economische en maatschappelijke voorzieningen, die liefst afgewisseld met bijzonder wonen en werken zorgen voor levendigheid en reuring.
Een actieve plint, die in hoog stedelijke gebieden bij voorkeur over meer verdiepingen dynamisch door gebouwen beweegt, draagt bij aan het goed functioneren van straten en pleinen. Zo’n plint werkt namelijk als verlengde van de openbare ruimte. Hij moet daarvoor wel beschikken over genereuze verdiepingshoogtes, die georiënteerd zijn naar de openbare ruimte, veel ingangen hebben en zich visueel onderscheiden van bovenliggende gebouwen. De bonus is een gebied met een unieke identiteit.
Ruimtelijke strategie
Het activeren van de plint is een aanlokkelijke ruimtelijke strategie omdat de kwaliteit van de leefomgeving nu eenmaal sterk afhankelijk is van voorzieningen en levendigheid. Volgens het Centraal Plan Bureau zien huishoudens een gevarieerd aanbod van hoogwaardige goederen en diensten als een van de belangrijkste argumenten om te kiezen voor een stad. Een aangename en aantrekkelijke openbare ruimte is dus erg belangrijk als je een vitale stad wilt zijn en blijven. Juist dat trekt nieuwe bewoners en bezoekers. En gebieden waar al veel mensen komen, trekken als vanzelf weer andere mensen aan. Mensen willen immers kijken en bekeken worden, elkaar tegenkomen en ontmoeten.
Maar het vullen van al die plinten met aantrekkelijke functies is niet eenvoudig. Er is op erg veel plekken een programma nodig. Hoe krijg je dat voor elkaar? Men worstelt daarmee wat af. Het valt niet mee om naast winkels voor dagelijkse boodschappen onderscheidende, vaak schaarse, meestal niet even liquide, barista’s, ateliers, werkplaatsen, makerspaces, ambachtslieden, bloemisten, cafébazen, creatieve industriëlen, yogastudio’s en fysiotherapeuten te vinden, om eens wat afvultrends te benoemen.
En als je ze eenmaal gevonden hebt, hoe houd je dan de regie, hoe garandeer je op lange termijn een samenhangende invulling?
Lagere opbrengst
Een onderbelicht alternatief hiervoor is het idee om eigendom, beheer en invulling van plinten onder te brengen bij een speciaal opgerichte plinten-organisatie. Dit kan een bedrijf of stichting zijn of een publiek-private samenwerking die vrij indeelbare plintruimte beschikbaar stelt voor een grote variëteit aan gebruiksmogelijkheden. De plintenorganisatie verzorgt de uitgifte en programmering in het gehele plangebied en kan daardoor in voorkomende gevallen genoegen nemen met een lagere opbrengst ten bate van het maatschappelijk belang. En niet onbelangrijk: functioneert als een marktmeester die gebruikers met elkaar verbindt, inspeelt op trends en nieuwe concepten.
Lees hier de visie van de gemeente Utrecht over het belang van de plint bij het inrichten van het nieuwe centrum.
Over deze column
In een wekelijkse column, afwisselend geschreven door Wendy van Ierschot, Bert Overlack, Eveline van Zeeland, Eugene Franken, Jan Wouters, Helen Kardan, Katleen Gabriels, Mary Fiers en Hans Helsloot probeert Innovation Origins te achterhalen hoe de toekomst eruit zal zien. Deze columnisten, soms aangevuld met gastbloggers, werken allemaal op hun eigen manier aan oplossingen voor de problemen van deze tijd. Morgen zal het dus goed zijn. Hier zijn alle voorgaande afleveringen.