Koen Hindriks is hoogleraar kunstmatige intelligentie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en hoofd van de sociale kunstmatige intelligentie groep. Daarbinnen houdt hij zich met zijn team bezig met het socialer maken van de interactie tussen machines en mensen. Hindriks is ook eigenaar van Interactive Robotics, een Delftse start-up die sociale robots bouwt voor in het onderwijs en de zorg. We spreken hem over de toepassingen van kunstmatige intelligentie (Artificial Intelligence, AI) en de samenwerking tussen AI en mensen, zoals op scholen en in de zorg. Staat er binnenkort een robot voor de klas?
Om machines socialer te maken, moet je eerst precies weten hoe mensen dat onderling aanpakken, zegt Koen Hindriks. “We kijken hoe mensen met mensen communiceren en dat proberen we vervolgens aan te leren aan machines. We zijn veel bezig met spraak-gebaseerde systemen en dus kijken we ook naar systemen die zelf al kunnen praten, zoals Google Home. Daarnaast zijn we met sociale robots en chatbots bezig en met allerlei verschillende systemen om die natuurlijke taalinteractie mogelijk te maken tussen mens en machine. Maar dat is niet alles, we kijken ook naar andere aspecten, want zo’n sociale robot uit zich ook op andere manieren, bijvoorbeeld met bewegingen zoals ook wij die maken met onze ogen of onze handen. Zo’n robot moet je dus ook kunnen aankijken, dat is iets dat een mens super belangrijk vindt”, zegt Hindriks terwijl hij zijn Pepper verleidt tot wat oogcontact. “Kijk, dat doet hij als hij je hoort bijvoorbeeld. Hij reageert ook op een gezicht dat hij herkent – hij ziet mijn gezicht en zal daar naar proberen te kijken; dat zijn allemaal dingen die wij mensen ook doen dus dat zijn belangrijke toepassingen in de kunstmatige intelligentie. We doen dit om de interactie met een machine voor ons natuurlijker te maken.”
Het volledige interview is terug te zien op dit fragment van IO-tv. Abonneer je op ons kanaal om nog meer van dit soort interviews te kunnen zien.
Pepper lijkt vooral gericht op kinderen. Is er ook een markt voor volwassenen?
“Zeker wel. Deze robot Pepper is zelfs echt gemaakt voor volwassenen. Hij is niet heel erg groot, het is een beetje een groot kind, maar dat is bewust gedaan omdat je je dan niet kleiner voelt dan de robot want, dat zouden we vervelend vinden – dat zijn ook allemaal van die emoties waar je rekening mee moet houden in de interactie met machines. Dat Pepper klein is heeft trouwens ook een praktische reden: er zit een microfoon aan de bovenkant van zijn hoofd en daar moet je inpraten zogezegd, en dan helpt het als je zelf iets groter bent. Pepper heeft trouwens ook een klein broertje of zusje, die heet de Nao. Deze robot is een mannetje of een vrouwtje – net wat je wil hè – van 58 centimeter en die is wel super geschikt voor interactie met kinderen. Nao is ook zo’n poppetje met een mooi gezichtje daardoor is die goed in te zetten op scholen om kinderen, bijvoorbeeld te leren programmeren.”
Kun je iets meer zeggen over de mogelijke toepassingen van Pepper en Nao?
“De zorg en het onderwijs zijn de meest voor de hand liggende sectoren voor deze robots. Zo maken we vanuit Interactive Robotics de Nao ook echt geschikt voor gebruik in de klas en in mijn onderzoek richt ik me op de zaken die we nog niet zo heel goed kunnen, bijvoorbeeld het bouwen van een rekenrobot voor kinderen die moeite hebben met leren rekenen. Maar je loopt dan al heel snel tegen spannende uitdagingen aan. Hoe kunnen we die kinderen echt helpen met zo’n robot? Kan die robot ze extra aandacht geven en hoe moet je dat dan doen? Als je een fout maakt met een rekensom kan die robot dat wel detecteren door vast te stellen dat het antwoord niet klopt, maar wat is er dan precies misgegaan, dat is super moeilijk, daar zijn we nog niet zo goed in. We zijn nu aan het onderzoeken wat voor gesprek je met het kind moet voeren om de robot geschikt te maken voor zo’n toepassing bijvoorbeeld.”
Hoe reageren kinderen daar nou eigenlijk op, zijn ze daar een beetje positief over?
“De meeste kinderen die ik onderzoek zitten op de basisschool. Ze zijn allemaal super enthousiast en vinden het heel erg leuk om met zo’n robot te werken. Vooral in de leeftijdsgroep van 7 tot en met 12 jaar zijn ze echt allemaal heel erg enthousiast. Sommige kinderen, maar dat zijn er maar heel weinig, zijn eerst een beetje bang; dat heeft er vaak mee te maken dat je toch ook eerst eventjes wilt kennismaken. Dat duurt nooit lang. Het is wat dat betreft niet anders dan in het gewone leven; je wilt gewoon gaan begrijpen wat die robot eigenlijk kan en wat niet.
Er zijn ontzettend veel verschillende toepassingen; in ons geval gaat het vooral om de interactie: hoe brengen we die het beste tot stand? Dat gebeurt door het elkaar aankijken bijvoorbeeld. Overal waarbij de sociale interactie belangrijk is, daar kun je ‘m inzetten. Op scholen of in ziekenhuizen bijvoorbeeld. Zo gebruiken we diezelfde kleine robot Nao voor kinderen met kanker in het Prinses Maxima Centrum, maar dan met een heel ander doel. De kinderen die daar zitten, zitten in een heel vervelende situatie, best wel stressvol, en wij kijken daar of we zo’n kleine robot kunnen gebruiken om de stress te verminderen bij die kinderen.”
Moeten er niet ook altijd mensen aanwezig zijn om stress bij kinderen echt tegen te gaan?
“Ja dat is ook zo hè, natuurlijk is het geen vervanging van een mens maar soms kunnen mensen juist ook zelf best wel gestresst zijn; de ouders vinden het ook niet zo makkelijk dat een kind in zo’n situatie is beland. En dat voelen kinderen ook heel snel. Dus als we even terug gaan naar die rekenrobot; die kinderen schieten ook heel makkelijk in de stress, ze zijn heel gevoelig voor het oordeel van mensen en vinden het ook vervelend dat ze die som niet kunnen oplossen. Zo’n robot, dat voelen ze meteen aan, die oordeelt niet dus dat vinden ze daar dan weer heel fijn aan.
De kinderen in het ziekenhuis kunnen gewoon een spelletje met de robot spelen, of die kan een interactief verhaal vertellen en dat is gewoon een ontspannen speelsituatie op dat moment. We zijn ook aan het kijken of hij meer functioneel ingezet kan worden, bijvoorbeeld als hulp om te gaan slapen want dat vinden ze in het ziekenhuis vaak ook heel erg moeilijk.
Zo zijn er heel veel meer toepassingen. Op de scholen kunnen kinderen ook samen met de robot een spreekbeurt geven en als ze dan de robot een deel van het verhaal laten vertellen, dan kan je zelf als het ware zien hoe dat overkomt dus dat is wel weer een leuke extra toepassing van die robots.”
Wat kunnen we de komende tijd nog verwachten van jullie onderzoek?
“Er zijn nog heel veel dingen waar we onderzoek naar moeten doen. De robots kunnen al best wel veel, ze kunnen je al wel verstaan bijvoorbeeld maar dat gaat nog lang niet altijd goed. We zijn op dit moment ook nog vaak de robots behoorlijk aan het voorprogrammeren over wat ze wel en niet kunnen. Daar zouden we eigenlijk wat meer flexibiliteit in willen bouwen, zodat je als mens je niet teveel aan de robot moet aanpassen maar dat die robot zich aan jouw wensen of vragen aanpast om er op die manier samen wat van te maken. Dat is op dit moment de grootste uitdaging nog.
Over drie jaar hoop ik dat wij in staat zijn om die conversatie veel flexibeler te maken, dat je als mens op een natuurlijkere manier kan praten tegen zo’n robot, dat die je ook beter verstaat en een betere inschatting kan maken met zijn camera, zodat het ook emotioneel beter gaat in een conversatie. De robot zou moeten kunnen reageren op al onze sociale cues, want wij geven buiten onze woorden ook allerlei andere signalen af. Dat hij iets kan doen met de handbewegingen die we maken bijvoorbeeld. Maar misschien wel de grootste uitdaging op dit moment is deze technologie ook laten werken voor groepen. In de een-op-een interactie kunnen we al best wel wat, maar als je twee mensen voor zo’n robot zet dan heeft hij het meteen al heel moeilijk, want waar moet hij dan de aandacht op richten? Dat is dus ook nog een hele uitdaging waar we nu mee bezig zijn: hoe kunnen we software maken en techniek ontwikkelen die dat aankan?
Zijn er nog toepassingen buiten de zorg en het onderwijs?
“Volop. Kijk bijvoorbeeld naar zo’n Google Nest, dat is eigenlijk gewoon een speaker met een schermpje erbij. Op dit moment zijn we daarvoor een kookassistent aan het ontwikkelen die ‘real time’ in de keuken kan helpen met instructies voor het koken. Dus ook als je niet zo handig bent in de keuken, dan kan die assistent je helpen je door dat recept heen te praten. Daarvoor zijn natuurlijk ook al die sociale skills nodig waar ik het al eerder over had, en dan moet je ook nog iets van koken weten dus dat is wel een hele leuke andere toepassing.”