Cover 'Slim Zand' en schrijver Tijs van den Boomen Foto: Jan Banning
Author profile picture

Journalist  Tijs van den Boomen schreef het boek Slim Zand over de expat-gemeenschap in het Brabantse Veldhoven die de afgelopen decennia ontstaan is rondom de vestiging van het hoofdkantoor van ASML. Bij de uit Philips voortgekomen chipmachinefabrikant werken tegenwoordig 13.000 mensen die uit alle hoeken van de wereld komen. Zijn conclusie: velen zitten in een isolement, omdat ze allemaal een andere culturele achtergrond hebben en een andere moedertaal spreken. En lid van de Brabantse sport- en gezelligheidsverenigingen worden ze meestal niet. Daar moet iets aan gedaan worden, vindt Van den Boomen. „Samenhang binnen die diversiteit ontstaat niet vanzelf.”

Waarom heb je dit boek geschreven?

„Om twee redenen. Ik wilde heel graag onderzoek doen naar het gemiddelde Nederland dat de sociaal geograaf Josse de Voogd ‘het middenland’ noemt.  Ik heb vanmorgen een presentatie gegeven aan Rotterdamse studenten Bouwkunde. Ik heb ze gevraagd naar hun perceptie van Veldhoven. Het antwoord: ‘saai’. Zo reageren we allemaal. Wij – wetenschappers, politici, journalisten, kunstenaars- kijken altijd naar de mooiste, grootste of spannendste plek. Of de slechtste, lelijkste en gevaarlijkste. Wat daar tussen zit, zien we niet. Terwijl: daar wonen de meeste mensen. De gewone Nederlander woont in Diemen, Rijswijk, of Veldhoven. Dat zijn jaren ’60-, ’70- en ’80-nieuwbouwwijken. Rijtjeshuizen. Kraak noch smaak. Niet goed, niet slecht. En daar hebben we het nooit over. We kijken er niet eens naar. Ik schrijf nu al lang over stedenbouw en dat irriteert me. Tegelijkertijd merk ik hoe moeilijk het is om daar over te schrijven. Want ja: wat ga je dan beschrijven? Daar begon het mee. Het tweede thema was internationalisering. Ik dacht: dan heb ik iets wat catchy is, wat bijzonder is. Zo  kwam ik op ASML, wat de extreme exponent daarvan is. Slim Zand is een diepe speurtocht naar het gewone, het alledaagse. Het grappige is dat die expats dat allerdaagse ook zoeken, voor een deel. We hebben in Amsterdam de jonge mensen die werken in de generieke beroepen: legal, management, PR en reclame. Zij kunnen kiezen uit allerlei steden: ze gaan naar Parijs, Londen, Amsterdam, LA. Maar deze mensen bij ASML, die bèta’s, die willen gewoon bepaald werk krijgen. Die kunnen iets heel goed, en die willen dan dichtbij dat werk wonen. En dat is dan in Veldhoven, waar ASML zit. Veel van die techbedrijven zitten op hele suffe plekken. Kijk maar naar Silicon Valley. Die mensen komen ergens terecht en die willen gewoon een huis met een tuin, die hebben en vrouw en kinderen. Die moeten naar school, die moeten daar veilig met de fiets naar toe kunnen. Ze kiezen voor een huis in een buurt met de kleur ‘beige’, zoals ik dat noem. Niet extreem, niet duur, geen ophef. Gewoon, comfortabel en makkelijk.”

Hoe kwam je op de titel?

„Daar hebben we heel lang over nagedacht. Ik dacht eerst dat de term global village er in moest. Vanwege wat ik beschrijf. Amsterdam is ook een global village maar een ander soort dan Veldhoven. Hoe ziet die eruit? Ik wilde de internationalisering van de provincie laten zien. Maar uiteindelijk kozen we de titel Slim Zand, dat verwijst naar de zandgronden van die streek en het feit dat de chips van silicium gemaakt worden, wat in feite zuiver zand is. Plus dat die regio al heel lang hele slimme mensen trekt, sinds de komst van Philips in Eindhoven.”

Wat is de impact van ASML op de omgeving?

„Mijn beeld is dat ASML als een soort UFO in Veldhoven geland is. Het is ook een beetje toeval. Ze konden kiezen uit verschillende locaties en Veldhoven reageerde net even wat sneller dan die andere gemeentes. Het eerste hoofdkantoor is zo’n wit ding dat daar geland is en een paar keer bijna failliet gegaan is. Eind jaren ‘90 gaven ze ineens gas en toen zijn ze sky high gegaan. Dat is toeval. In die zin dat het makkelijk fout had kunnen gaan. Dat ze het ineens zo goed zouden gaan doen, had niemand voorzien. Als je vraagt aan de voorlichting van ASML hoe ze zichzelf in de omgeving van Veldhoven zien, zeggen ze: ‘Maar wij zijn geen Veldhovens bedrijf. We zijn zelfs geen Nederlands bedrijf’. Ze zijn een internationaal bedrijf, bijna footloose. Tegelijkertijd hebben ze de eerste tien jaar heel veel gebruik gemaakt van toeleveranciers uit de omgeving. Dat doen ze nog steeds. Dus ze zijn heel erg verweven in een netwerk van toeleveranciers die hightechproducten maken waarop ze volledig gefocust zijn. Zoals een heel klein schroefje of haakje bijvoorbeeld, hele minieme dingen die nodig zijn voor de fabricage van chips.”

Wat zijn de verschillen met de komst van Philips in Eindhoven destijds?

„Philips stelde zich op als een pater familias die alles voor zijn werknemers in Eindhoven regelde. Die woonwijken bouwde, sportverenigingen sponsorde en gezondheidszorg leverde. En ASML doet dat helemaal niet. Dat is ook het gekke. Veldhoven is ontstaan uit vier dorpen, Oerle, Zeelst, Veldhoven, Meerveldhoven, en de latere Vinexwijk Meerhoven. ASML komt uit Philips voort. Philips zag wel dat het een kansrijke business was. In 1973 vonden ze die machine uit, die chips kan maken. Maar ze slaagden er niet in om die productierijp te maken. Tijdens de crisis wilden ze af van alle projecten die geld kostten en toen is ASML verzelfstandigd [en in Veldhoven gaan zitten, red.].. Niemand dacht dat het iets zou worden. Canon, Nikon en het Amerikaanse GCA dachten: daar komt een stel idioten uit Veldhoven. Wat moeten die? De journalist René Raaymakers beschrijft dat goed in zijn boek De Geldmachine over ASML. Het was onwaarschijnlijk dat dit bedrijf het gered heeft. Dat was against all odds. Het was ten dode opgeschreven. De eerste 50 medewerkers die na de verzelfstandiging mee moesten, wilden niet bij ASML werken. De vakbonden voerden actie tegen die gedwongen overstap. Ik ken iemand die daar bij zat en die zei: ik had mijn vakantie naar Indonesië al geboekt want we zouden toch failliet gaan. En dat is nu dit miljardenbedrijf geworden. Op een gegeven moment hebben veertig cruciale medewerkers aandelen gekregen om ze aan ASML te binden. Niemand wist toen wat die waard zouden worden. Die zijn nu puissant rijk.”

Wat is het belangrijkste dat je geleerd hebt uit je onderzoek voor Slim Zand?

„Wat ik me vooraf niet realiseerde, is hoe versplinterd die expatgemeenschap rondom ASML is. Er ís helemaal geen gemeenschap. Ik sprak een Japanse vrouw in Veldhoven die met een Taiwanese man getrouwd was. Ze ontmoetten elkaar op het werk in Duitsland, ze werkten allebei in München. Die spreken thuis Duits met elkaar. Ik vroeg waarom? Dat was hun gemeenschappelijke taal. Die expatgemeenschap is helemaal versplinterd door al die verschillende culturen en talen. Ze wonen allemaal in een huisje met een tuintje, er is heel veel isolement. Een groot deel stuurt de kinderen naar een Nederlandse school. Ze kiezen er zo voor dat hun kinderen Nederlands worden. Dat word je zo vanzelf. Die mensen maken een enorm belangrijke beslissing, met angst in het hart: blijven we, gaan we? Oké, we blijven. Daar ontstaat een vacuüm tussen al die verschillende culturen. Daar moeten we wat mee. De vrouwen, die hoogopgeleid zijn, vinden er vaak geen werk. De WRR heeft een groot onderzoek naar diversiteit gedaan en die ontdekte in 2018 dat er een grote expatgemeenschap in Nederland is die niet gezien wordt. We keken allemaal naar niet-Westerse allochtonen: Turken, Marokkanen. Ze kijken nu naar de ‘HHI’, een soort index voor diversiteit. Daarvoor onderscheiden ze achttien geo-linguistische groepen zoals Oost-Azië,  Zuid-Azië. Dan kijken ze hoe groot de kans is dat mensen uit dezelfde groep elkaar ergens tegenkomen. Als de index 1 is zijn alle bewoners hetzelfde. Als deze 0 is, zijn ze allemaal verschillend. Daardoor kregen ze ineens oog voor deze diversiteit. Die is nooit bestudeerd. De hoogleraar Sociologie, Godfried Engbersen, die lid is van de WRR, heeft gezegd: dit gaat niet vanzelf goed. We moeten nieuwe manieren van samenleven opbouwen. Dat is wat ik tijdens het onderzoek voor mijn boek ook zag. In Veldhoven zitten een paar slimme ambtenaren die al zeggen: we moeten ontmoetingsplekken in de openbare ruimte creëren. Plaatsen waar je kan cricketen, een balletje kan trappen of barbecueën. Omdat expats geen lid worden van een vereniging. Terwijl het verenigingsleven in Brabant een belangrijk onderdeel van de samenleving is. We moeten er iets aan doen. Want samenhang binnen diversiteit komt niet vanzelf.”