Europa’s benadering van energie is een mozaïek van verschillende strategieën en resultaten. De EU is voor een kwart van haar elektriciteit afhankelijk van kernenergie, met Frankrijk als grootste producent. Toch bestaan er binnen de EU uiteenlopende standpunten, waarbij landen als Duitsland kernenergie geleidelijk afschaffen ten gunste van hernieuwbare energiebronnen. De tegengestelde standpunten van Frankrijk en Duitsland over kernenergie hebben geleid tot spanningen in de wetgeving.
- Europese landen hebben een andere kijk op energie.
- Frankrijk exploiteert de meeste reactoren in de EU, terwijl Duitsland zijn laatste reactoren heeft gesloten.
- Spanje stopt met kernenergie in 2030, terwijl Italië zijn reactoren misschien heropent.
- Tegelijkertijd ontwikkelen alle landen strategieën voor hernieuwbare energie.
Spanje, dat sterk afhankelijk is van kernenergie, is van plan om kernenergie tegen 2030 af te bouwen, terwijl Italië, dat na Tsjernobyl al zijn reactoren heeft ontmanteld, overweegt om kernenergie weer in te voeren. Beide landen en Frankrijk en Duitsland hebben ambitieuze doelen gesteld voor het verbruik van hernieuwbare energie tegen 2030. Bureaucratische vertragingen hebben echter de voortgang van Italië op het gebied van zonne-installaties belemmerd, in tegenstelling tot Spanje, waar een aanzienlijke toename te zien is. Ondanks de verschillende benaderingen zetten alle landen zich in voor de overgang naar een groenere energietoekomst, wat de complexe dynamiek van het Europese energielandschap benadrukt.
De fijne kneepjes van kernenergie in Europa
De relatie van de Europese Unie met kernenergie is zowel uitgebreid als complex. Volgens de World Nuclear Association haalt de EU ongeveer een kwart van haar elektriciteit uit kernenergie, waarbij het energiebeleid van de lidstaten sterk verschilt. Het Euratom-Verdrag, opgericht in 1957, was bedoeld om de groei van de Europese nucleaire industrie te bevorderen. Desondanks is het aantal operationele reactoren in de EU afgenomen, met een netto negatieve balans van 25 reactoren sinds de jaren 1980.
Frankrijk steekt er met kop en schouders bovenuit in het nucleaire landschap van de EU en exploiteert meer dan de helft van de reactoren in het blok. Het is interessant dat Frankrijk, ondanks de algemene daling van het aantal kernreactoren in de EU, geen tekenen vertoont dat het zijn nucleaire programma wil afremmen. Omgekeerd is Duitsland een andere weg ingeslagen door zijn reactoren te sluiten en zich meer te richten op hernieuwbare energie.
Uiteenlopende paden: Duitsland en Frankrijk
De beslissing van Duitsland om geleidelijk te stoppen met kernenergie is niet zonder uitdagingen geweest, vooral op het gebied van hernieuwbare energie. Ondanks het feit dat Duitsland het Europese topland is wat betreft geïnstalleerde zonne-energiecapaciteit, is het nog steeds sterk afhankelijk van steenkool. Aan de andere kant is Frankrijk er niet in geslaagd om zijn doelstelling voor het gebruik van hernieuwbare energie in 2020 te halen, maar heeft het land wel vooruitgang geboekt op het gebied van fotovoltaïsche energie, windenergie en biogas. Deze verschillende opvattingen over kernenergie hebben geleid tot botsingen tussen Frankrijk en Duitsland in EU-wetgevingsprocessen, wat de complexiteit binnen de energie-unie van de EU onderstreept.
Ondertussen blijft Frankrijk zwaar investeren in zijn nucleaire programma, met plannen om meer reactoren te bouwen. De bouw van Europese drukwaterreactoren (EPR) in Finland en Frankrijk wordt echter geplaagd door technische problemen, wat leidt tot aanzienlijke vertragingen en kostenoverschrijdingen. Ondanks deze uitdagingen blijft Frankrijk onverstoorbaar en toont het land zijn standvastige toewijding aan kernenergie.
Spanje en Italië: een mediterraan contrast
Verder naar het zuiden presenteren de mediterrane landen Spanje en Italië nog een reeks contrasterende energiestrategieën. Spanje is, net als Frankrijk, sterk afhankelijk van kernenergie, maar is van plan om die tegen 2030 geleidelijk uit te bannen. Het land heeft ook hogere doelen gesteld voor hernieuwbare energie dan Italië, met als doel dat 42 procent van het eindverbruik van energie hernieuwbaar is in 2030.
Italië ontmantelde al zijn kernreactoren na de ramp in Tsjernobyl. Het overweegt momenteel echter om kernenergie weer in te voeren of nieuwe centrales te bouwen. Italië wil zijn gasimport diversifiëren en tegen 2024 onafhankelijk zijn van Russisch gas. Het land heeft echter te maken gehad met bureaucratische vertragingen bij het goedkeuren van zonne- en windenergieprojecten, wat de vooruitgang op het gebied van hernieuwbare energie heeft vertraagd.
De toekomst van energie in Europa
Ondanks deze uiteenlopende standpunten over kernenergie en hernieuwbare energie zijn alle landen binnen de EU verenigd in hun streven naar een groenere energietoekomst. De Europese Green Deal, die in december 2019 in het leven is geroepen, heeft als doel de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 55 procent te hebben verminderd ten opzichte van 1990 en in 2050 klimaatneutraal te zijn.
In 2020 daalde de opwekking van kernenergie in de EU met 11 procent, terwijl de productie van hernieuwbare energietechnologieën toenam. Het aandeel van hernieuwbare energieopwekking overtrof voor het eerst dat van fossiele brandstoffen. Deze verschuiving benadrukt de voortdurende evolutie van het Europese energielandschap, waarbij hernieuwbare energiebronnen een steeds belangrijkere rol spelen.
De toekomst van kernenergie in Europa blijft onzeker, met plannen voor nieuwe kerncentrales in Oost-Europa, waaronder in Tsjechië en Hongarije. Het lot van deze initiatieven zal ongetwijfeld bepalend zijn voor de toekomst van het energielandschap van de EU, en voegt nog een laag toe aan het ingewikkelde mozaïek van het Europese energiebeleid.