© European Union, 2022
Author profile picture

Buren, rivalen en partners. In hun duizendjarige geschiedenis hebben Frankrijk en Duitsland altijd een nauwe band gehad, in goede en slechte tijden. In onze eigen Europese Energie-index kleuren we de landen die op dat moment groenere energie produceren groen. De manier waarop Duitsland en Frankrijk proberen om een helder, mogelijk consistent, groen te krijgen is ongelijk.

  • Frankrijk en Duitsland hebben tegengestelde standpunten over kernenergie, de eerste heeft onlangs alle operationele reactoren gesloten, de laatste bouwt nieuwe;
  • Beide streven ernaar om in 2030 dertig procent van het eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen te halen;
  • Duitsland loopt achter op Frankrijk wat betreft het gebruik van zonne- en windenergie.

Tegengestelde nucleaire strategieën

De verschillende kijk op kernenergie is het belangrijkste verschil dat de energiemix van de twee landen kenmerkt. Duitsland sloot zijn laatste operationele reactoren in april. Net als in elk ander land was het onderwerp omstreden, zeker gezien het huidige geopolitieke scenario. Toch ging de regering van Scholz door met de uitfasering en zette in plaats daarvan in op hernieuwbare energiebronnen, die de helft van de netto-elektriciteitsproductie in 2022 voor hun rekening namen. De allereerste energiegegevens na de sluiting van de reactoren toonden een recordaandeel van 57,7% van de netto elektriciteitsproductie, temidden van de vrees dat de productie van kolencentrales zal stijgen. Steenkool maakt nog steeds een belangrijk deel uit van de Duitse energiemix. Afgelopen november stemde de coalitieregering in met een kolenstop tegen 2030.

Aan de andere kant zal kernenergie Frankrijk van energie blijven voorzien. De 56 actieve kerncentrales staan garant voor het overgrote deel van de elektriciteit die in het land wordt opgewekt. Bovendien kondigde de Franse president Emmanuel Macron in 2022 de bouw aan van nog eens zes EPR 2-centrales – kernreactoren van de derde generatie – in de komende jaren, waarvan de eerste naar verwachting in 2035 in gebruik zal worden genomen.

De tegengestelde visies op kernenergie zorgden ervoor dat Frankrijk en Duitsland herhaaldelijk met elkaar in botsing kwamen tijdens het debat over de rol van kernenergie binnen het wetgevingsproces van de EU. De Franse minister van Energie beschuldigde Duitsland onlangs dubbele standaarden te hanteren, omdat het veel Franse kernenergie importeerde terwijl het elke EU-verordening afwees die de waarde ervan erkende. Berlijn verzette zich eerder tegen de eis van Parijs om waterstof uit kernenergie uit te sluiten van de geplande EU-doelstelling voor hernieuwbare brandstoffen. De uiteindelijke overeenkomst erkende de rol van kernenergie voor de productie van waterstof.

Uitdagende hernieuwbare energiebronnen

Frankrijk was het enige EU-land dat zijn doelstelling voor het verbruik van hernieuwbare energie in 2020 niet haalde. Hoewel het streven 23% was, kwam slechts 19,1% van de gebruikte energie uit duurzame bronnen. Toch blijkt uit de laatste gegevens van het Franse ministerie van Energietransitie dat meer dan een vijfde van de verbruikte energie in dat jaar afkomstig was uit hernieuwbare bronnen – 20,7% – met winst op het gebied van fotovoltaïsche energie, windenergie en biogas.

In 2020 moest Duitsland voldoen aan een aandeel van 18 procent hernieuwbare energie in het uiteindelijke energieverbruik. Het doel van Berlijn voor 2030 is om dit aandeel te verhogen naar dertig procent. Frankrijk stemde ermee in om dit percentage te verhogen naar 33 procent. Met het huidige ontwikkelingstempo lijkt het bijna onmogelijk dat Frankrijk dit doel haalt, zeker in het licht van de update van de energieklimaatwet. De update moet in de herfst worden ingediend bij de Europese Commissie en moet de toegenomen ambities van de onlangs goedgekeurde richtlijn voor hernieuwbare energie (RED) weerspiegelen.

De nieuwe RED verhoogde de algemene doelstelling naar 42,5%. Duitsland en Frankrijk waren voorstander van een ambitieuzere doelstelling – waarbij de laatste aandrong op het opnemen van koolstofarme energie, zoals kernenergie, om dit doel te bereiken.

Zonne-energie

Volgens gegevens uit 2022 van Solar Power Europe (SPE) is Frankrijk het vijfde land per geïnstalleerde zonnecapaciteit in Europa met 16,1 GW – ook achter Nederland, dat 18 GW heeft. In 2022 voegde Frankrijk 2,7 GW aan zonnepanelen toe. Macrons langetermijnambitie is om in 2050 120 GW aan zonne-installaties te hebben. Om deze ambities waar te maken en de uitrol van zonne-energie te vergemakkelijken, stelt SPE voor om de regelgeving te wijzigen om installaties te vergemakkelijken en procedures te vereenvoudigen.

Ook Duitsland is koploper in Europa op het gebied van zonne-energie. Aan het einde van 2022 had het 68,5 GW aan geïnstalleerde zonnepanelen, waardoor het wereldwijd het vierde land is per geïnstalleerde capaciteit – na China, de VS en India. Zonne-energie blijft stijgen, want vorig jaar werd er 7,9 GW aangesloten, een groei van 31 procent ten opzichte van 2021. Het ‘Paaspakket’ van Scholtz’ regering heeft de PV-capaciteitsdoelstelling voor 2030 verder vastgelegd – 215 GW geïnstalleerd. De onlangs goedgekeurde wet hernieuwbare energie gaat ook in de richting van het versnellen van zonne-installaties.

Tempo omhoog

Of ze nu gecombineerd worden met kernenergie of niet, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen zal de komende jaren een sleutelrol spelen in het koolstofvrij maken van de twee grootste economieën van Europa. Met ambitieuzere doelen in het vooruitzicht valt nog te bezien of Duitsland en Frankrijk de doelen die ze zichzelf hebben gesteld, zullen halen.