Regenwormen, ijsberen, bijen en boterbloemen. Welke dieren en planten zijn het beste gewapend tegen klimaatverandering? Welke soorten kunnen zich aanpassen of wegtrekken en welke soorten zullen gewoon verdwijnen? Het is een vraag die onderzoekers van het Senckenberg und LOEWE-Zentrum für Translationale Biodiversitätsgenomik willen beantwoorden op basis het genenmateriaal. Dat blijkt uit een studie in het vakblad “Evolution Letters”.
Uitgangspunt van de onderzoekers is dat de opwarming van de aarde de leefomstandigheden voor mens en natuur zullen veranderen. Dieren en planten die daar niet tegen kunnen, hebben twee keuzes verkassen of zich genetisch aanpassen. Sommige soorten kunnen niet anders dan dat laatste. Een vogel kan immers makkelijk van A naar B vliegen, maar een regenworm of een stuk koraal is niet zo flexibel.
Aanpassen of sterven
De onderzoekers denken een methode te hebben ontwikkeld om te kunnen voorspellen hoeveel speelruimte een bepaalde soort heeft om zich door genetische evolutie aan te passen aan nieuwe situaties. Als die informatie wordt gecombineerd met klimaatmodellen dan kan een beter beeld worden verkregen over hoe de dieren- en plantenwereld zich in de toekomst zal ontwikkelen.
“Dieren en planten zijn voortdurend in ontwikkeling”, zegt professor Markus Pfenninger hoofd van het internationale onderzoeksteam. “Daarom kunnen we een soort met zijn huidige genetische kenmerken niet zomaar naar de toekomst projecteren, maar moeten we er over nadenken in welke mate hij zich kan aanpassen of evolutionair kan veranderen. Zolang we dit potentieel negeren, geven voorspellingen over hoe soorten zullen reageren op klimaatverandering niet weer wat er daadwerkelijk kan gebeuren.”
Meer studies nodig
Pfenninger gaat zich met zijn team eerst richten op soorten die voor het ecosysteem van extra belang zijn. Denk bijvoorbeeld aan plankton in de wereldzeeën of bepaalde insecten zoals bijen die van belang zijn voor bestuiving. Makkelijk wordt het niet want er is nog maar van weinig soorten bekend wat hun genetische aanpassingspotentieel precies is.
Pfenninger roept daarom collagewetenschappers en bedrijven op ook meer aandacht aan dit onderwerp te besteden, want er zijn veel meer studies nodig om de politiek te helpen bij het nemen van beslissingen over milieubeschermingsconcepten.