Nee, Eindhoven is nog lang geen smart city, hoe hard dat zowel binnen als buiten de stad ook af en toe wordt geroepen. Maar de weg naar dat doel is inmiddels wel stevig geplaveid. Niet alleen is er volop zelfvertrouwen over de lokaal aanwezige voorwaarden, er is zelfs al een werkprogramma dat een eerste invulling moet verschaffen. e52 gaat in een serie artikelen in op de transitie die de stad moet doormaken om daadwerkelijk een smart society te kunnen worden. Vandaag deel 13: Voorspellende modellen voor mobiliteit. Lees hier alle eerdere bijdragen.
Elke den Ouden, programmamanager smart lighting & smart city aan de TU/e, ziet nog volop kansen in de samenwerking tussen universiteit en stad. “Niet alleen voor toepassing van de technische ontwikkelingen van de verschillende faculteiten, maar ook voor het onderzoek naar hoe een dergelijke transitie succesvol te doorlopen is. Daar liggen grote vraagstukken op het gebied van stedebouw en ruimtelijke planning: hoe ga je om met de veranderingen in de inrichting van de openbare ruimte? Bovendien willen we baanbrekende innovaties mogelijk maken rondom de samenwerking tussen overheden, bedrijven, kennisinstellingen en gebruikers.”
Er volgens Den Ouden volop raakvlakken met de strategic areas van de universiteit en de verschillende onderzoekscentra, “dus de kunst zal zijn om de synergie ook werkelijk te benutten. Dat betekent een goede samenwerking in concrete projecten waar zowel onderzoek als onderwijs bijdragen aan wat de gemeente wil: de kwaliteit van leven in de stad verder verbeteren.”
Speciale aandacht binnen de slimme stad is er voor mobiliteit. Ook daarin heeft de TU/e inmiddels veel expertise opgebouwd, zowel aan de kant van de ontwikkeling van auto’s zelf als van de systemen die de gebruikers stimuleren er slim (lees: zuinig, effient of veilig) mee om te gaan. In feite gaat het om “Smart City Design”, een onderdeel van de stedenbouwkunde dat zich bezighoudt met mobiliteitspatronen van mensen. Hoe verplaatsen mensen zich? Wanneer verplaatsen mensen zich? Waar gaan ze naartoe? Allemaal informatie die nodig is om een stad goed in te kunnen richten.
De TU/e ontwikkelt computermodellen die simuleren hoe mensen zich door de openbare ruimte bewegen, met of zonder voertuig. Zodat die informatie gebruikt kan worden voor beleidsvorming op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, verstedelijking, energie, het openbaar vervoer, de aanleg van netwerken, en opstoppingen in het verkeer.
Daarnaast heeft de universiteit onderzoek gedaan naar manieren om mensen te overtuigen de juiste beslissingen te nemen. Psycholoog Cees Midden, die onlangs afscheid nam als hoogleraar, heeft zich 25 jaar gespecialiseerd in “persuasive technology” om consumenten een duwtje in de juiste richting te geven. In zijn afscheidsinterview met Cursor benadrukte hij dat het nut van duurzame technologie staat of valt met het gedrag van de gebruiker; de beschikbaarheid van de techniek alleen is niet genoeg. “De voordelen van duurzame technologie lekken deels weg. Als een zuinigere auto zo comfortabel is dat je bijna automatisch harder gaat rijden, doet dat de voordelen teniet. Ook de aanleg van rechte, bredere wegen helpt wat dat betreft averechts.” Plug-in hybride auto’s blijken in de praktijk tot drie keer zoveel benzine te verbruiken als gespecificeerd. Als je immers vergeet de accu op te laden zijn deze auto’s gewoon zware benzineslurpers – extra zwaar zelfs door het lege accupakket dat ze moeten meetorsen. “Slimme overreders” (denk aan een smiley die oplicht als je iets goed doet), moeten dat deels oplossen.
Maar het is niet alleen psychologie. Opstoppingen in het verkeer zorgen volgens de universiteit in de Nederlandse economie voor een verlies van ongeveer 3 miljard euro per jaar. Daarom moet de wegeninfrastructuur zo efficiënt mogelijk gebruikt worden. Modellen zijn in staat om de interactie tussen weggebruikers te beschrijven. De informatie die dat oplevert, helpt de juiste beslissingen te nemen. Over onderwerpen als het aanleggen van een snelweg of een spoorrails bijvoorbeeld. Of juist het afsluiten van wegen in de binnenstad voor gemotoriseerd verkeer. Modellen maken het mogelijk om alternatieven af te kunnen wegen. En voortschrijdende technologie die verschillende verkeersdeelnemers met elkaar laat “praten”, zorgt vervolgens voor de detailoplossingen.