Vorige week had ik het met mijn studenten over de adoptie van innovaties. Daarbij legde ik de industrial designers in spe de theorie van neurowetenschapper Gregory Berns uit. Berns stelt dat studenten, of in bredere zin adolescenten, relatief sneller innovatieve producten adopteren dan ‘normale’ consumenten omdat hun hersenen meer dopamine-activiteit kennen. Dopamine is een stofje dat zorgt voor zogenaamd ‘thrill-seeking behaviour’, ofwel het type gedrag waarbij je graag nieuwe ervaringen en uitdagingen aangaat zonder daarbij veel oog te hebben voor mogelijke risico’s.
Ik vergelijk het altijd met bungeejumping: lekker van een brug afspringen zonder al te veel stil te staan bij wat er mogelijk mis zou kunnen gaan. Na je 25e neemt die dopamine-activiteit wat af waardoor je sneller risico’s ziet en daardoor wat minder snel innovatieve producten aanschaft.
Na afloop van het college kwam een slimme student naar me toe. Hij vroeg zich af wat er dan gebeurt in de hersenen van mensen met een midlife crisis. Die gaan ook opeens ander consumentengedrag vertonen, denk aan de spontane aanschaf van een Harley Davidson, dus daar zou dan wellicht ook een neurale basis aan ten grondslag kunnen liggen. Of ik daar meer over wist. Nou, dat wist ik eigenlijk niet. Maar oh, wat houd ik van dit soort slimme vragen, dus dook ik graag de wetenschap in.
In de malle U-curve van het leven
Ik leerde om te beginnen dat de midlife crisis meer regel dan uitzondering is. Nee, niet iedereen gaat direct over op de aanschaf van een Harley Davidson. Maar in brede zin ervaren de meeste mensen een dip in hun welzijn wanneer hun leven zo’n beetje op de helft is. Dit staat ook wel bekend als de U-curve van welzijn: je welzijn neemt gedurende de eerste helft van je leven geleidelijk af, om in de tweede helft van je leven weer langzaam te stijgen. Veel mensen kennen dus inderdaad een midlife dip. Die midlife dip hangt samen met een stress-piek. Over de jaren kent je stressniveau een omgekeerde U-curve: eerst neemt de stress toe, later neemt de stress af. Natuurlijk zijn er verschillen tussen mensen en tussen landen, maar de trend is duidelijk en overtuigend. Met kinderen of zonder kinderen, met een goede baan of niet, grosso modo verloopt ons leven als een U-bocht.
In een artikel in de Harvard Business Review wordt die midlife dip in verband gebracht met de optimisme bias die onze jongere jaren kleur geeft. De gemiddelde twintiger staat te positief in het leven en heeft het gevoel dat hij de wereld helemaal aan kan. Hij overschat zijn kansen op de arbeidsmarkt, en in brede zin op succes, en onderschat tegelijkertijd de kans op een negatieve ervaring, zoals een echtscheiding of het krijgen van kanker. Als deze twintigers dan langzaam ouder worden, blijkt het leven toch minder rooskleurig te verlopen dan eerder verwacht. Of, het leven verloopt juist wel heel rooskleurig, maar het succes blijkt minder voldoening te geven dan vooraf verwacht. Hoe dan ook, de teleurstelling groeit met de jaren. Net zolang totdat je rond het midden van je leven de bodem van de U-curve hebt bereikt.
Het is de schuld van de dopamine
Die optimisme bias, die uiteindelijk tot een teleurstelling leidt, is het rechtstreekse gevolg van diezelfde dopamine waar ik dit verhaal mee begon. Dopamine zorgt er niet alleen voor dat je minder risico’s ziet, en dus innovaties aantrekkelijker vindt, maar ook dat je toekomstbeeld optimistischer is. Optimistischer dan de realiteit gemiddeld waar kan maken. De vraag die mijn slimme student aan mij stelde bleek dus nog meer spot-on dan één van ons beiden vooraf kon inschatten: aan dopamine kleeft een donker randje.
Gelukkig is een U-curve een dalparabool, en wordt iedere dalparabool gekenmerkt door het principe “what goes down, must go up”. Precies op het punt dat je welzijn niet dieper kan zakken, maak je als mens de balans op. Je leert het leven meer te accepteren zoals het is, en wordt daardoor vanzelf een wat meer tevreden mens. Of je voert drastische veranderingen door in de hoop dat jouw welzijnscurve zich alsnog ombuigt. Dat eerste gebeurt overigens veel vaker dan dat tweede.
Ouder worden is zo gek nog niet
Maar waar je brein dus eigenlijk de aanzet is voor de midlife dip, helpt je brein je er ook weer langzaam uit. Waar we de jaren voor de midlife dip het leven zien als een vat vol gemiste kansen, hebben we hier na de midlife dip veel minder last van. Onze hersenen worden letterlijk een beetje ouder en worden daardoor ook kleiner. Vanaf je 45e neemt de omvang van je hersenen langzaam af. Dat klinkt als slecht nieuws, maar heeft ook wat voordelen. Door die structurele verandering van je hersenen heb je minder last van gevoelens van spijt. Daardoor heb je ook minder spijt van gemiste kansen en ervaar je dus minder teleurstelling. Dat proces wordt versterkt door een fenomeen dat juist het tegenovergestelde is van de optimisme bias. Waar je in je jonge jaren alles te rooskleurig inschat, schat je het leven met grijze haren juist te weinig rooskleurig in. Door die te lage inschatting, valt het leven al snel mee, waardoor je juist een tevreden gevoel ervaart. De meeste mensen groeien daardoor vanzelf weer uit hun midlife dip. Ach, ouder worden is dus zo gek nog niet.