In een wekelijkse column, afwisselend geschreven door Maarten Steinbuch, Mary Fiers, Carlo van de Weijer, Lucien Engelen en Tessie Hartjes, probeert E52 uit te vinden hoe de toekomst eruit zal zien. De vijf columnisten, af en toe aangevuld met gastbloggers, zijn allemaal op hun eigen manier bezig met oplossingen voor de problemen van onze tijd. Zodat Morgen Beter wordt. Deze zondag is Mary Fiers aan de beurt. Hier alle eerdere afleveringen.
“Denkend aan Holland zie ik brede rivieren traag door oneindig laagland gaan”, dichtte Hendrik Marsman in zijn ode aan het Nederlandse landschap. Afgelopen weken gingen inderdaad brede rivieren door het delta-landschap vanwege het hoge water.
Misschien is het u ontgaan? Hoog en droog in de regio Eindhoven misschien niet vreemd, maar ook de lager gelegen delen van Nederland draaiden onverstoord door. Alsof er niets aan de hand was. En dat is stiekem een enorme prestatie. Dankzij onze wateringenieurs is de waterdelta Nederland voorbereid op dit soort enorme hoeveelheden water uit het achterland. De Maas krijgt extra water door neerslag in de Belgische Ardennen en Noord-Frankrijk. De Rijn krijgt extra water door smeltwater uit de berggebieden in Zwitserland en Zuid-Duitsland. Het is vervolgens een kwestie van (beperkte) tijd voordat de watergolf ons land bereikt.
Eigenlijk is de aanpak van deze watergolf heel simpel. Voorheen lag de nadruk op het steeds weer versterken en verhogen van dijken. Het inzicht is veranderd. Niet meer vechten tegen het water, maar meebewegen. Rivieren krijgen bij hoog water letterlijk meer ruimte. De uiterwaarden lopen dan, via ingenieus watermanagement, onder water. Het gaat om miljoenen en miljoenen liters water. En ook over veel geld om dit mogelijk te maken. Voor het programma Ruimte voor de Rivier werd 2,2 miljard euro uitgetrokken.
Klinkt allemaal eenvoudig. Maar dat is het niet, want Nederland is een klein land. Er is een voortdurende strijd om het gebruik van de schaarse ruimte. Landbouw, wonen, bedrijvigheid, mobiliteit, water en natuur eisen allemaal een deel van de ruimte op.
Ook in onze regio, op de hogere zandgronden, staan we voor een soortgelijke ruimtelijke opgave. Niet zozeer vanwege het water uit het achterland, maar vanwege het veranderende klimaat. De droge en natte periodes worden ook hier steeds heviger. Dit vraagt om ruimte voor klimaatbuffers. De Brabantse beekdalen van de Dommel, Aa, Beerze, Keersop en Run kunnen ideale klimaatbuffers worden. Hoe? Door de beekdalen zo in te richten dat ze langzaam water afvoeren in droge periodes en ruimte krijgen om veel water op te vangen in natte periodes.
Dit vraagt allereerst om een gedeeld beeld van een nieuw, toekomstbestendig, Brabants land. Een nieuwe versie van Marsman is misschien een goed begin?
“Denkend aan Brabant, zie ik breed slingerende beekdalen, traag door het zandlandschap gaan!”