Author profile picture

Steeds meer mensen proberen gezonder en duurzamer te leven. De fiets is dan in veel opzichten een interessanter vervoersmiddel dan een auto of het openbaar vervoer. Het is niet alleen gezonder maar ook goedkoper, makkelijker te stallen en beter voor sociale contacten dan een auto. De tweewieler wordt ook in de toekomst om die redenen steeds belangrijker. Dat is het uitgangspunt van het brede onderzoek Smart Cycling Futures. Hierin werken verschillende universiteiten, hogescholen, gemeenten en bedrijven samen om innovatieve oplossingen voor fietsproblemen te bedenken.

Van fietsdeelsystemen tot slimme fietsenstallingen en snelfietsroutes, alles om het gebruik van de tweewieler makkelijker te maken. De fiets is een toegankelijk vervoersmiddel en veel Nederlanders gebruiken het dagelijks. Toch is er nog maar heel weinig onderzoek gedaan naar fietsen. “Het is voor ons zo zelfsprekend, dat we daar gewoon niet bij stil hebben gestaan”, verklaart Pieter van Wesemael, professor stedenbouw aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) en tevens betrokken bij het Smart Cycling Futures project.

Het doel van het onderzoek is om innovaties en fietsprojecten in de praktijk te onderzoeken en uit te voeren. “Daarom werken we met living labs, in steden waarin bepaalde fietsinnovaties echt getest worden”, legt Van Wesemael uit. De living labs bevinden zich in de vier steden waar de deelnemende kennisinstellingen gevestigd zijn. Het gaat om Amsterdam, Utrecht, Eindhoven en Zwolle. In die steden komen verschillende onderdelen van het onderzoek samen. “Wij kijken zowel naar de economische, beleids-, ruimtelijke als naar de gebruikerskant. Hierdoor is het onderzoek academisch én maatschappelijk relevant”, stelt hij.

Leren van elkaar

Al deze elementen komen samen in de testomgevingen. “Dat is interessant omdat de wetenschap dan meteen van toegevoegde waarde kan zijn voor de praktijk in de samenleving”, stelt Hugo van de Steenhoven, coördinator van de living labs. “En omdat je in de praktijk kunt leren van wetenschappelijke kennis”, vult hij aan. Dat beaamt ook Van Wesemael: “Wij hebben in die steden niet alleen te maken met kennisinstellingen, maar ook met gemeenten, de fietsersbond en bedrijven.”

Delen met elkaar

De insteek van de living labs verschilt sterk per stad. “Niet in elke stad lopen mensen tegen dezelfde problemen aan”, legt Van Wesemael uit. Toch zijn de meeste innovaties ook in andere steden toe te passen. Een herkenbaar probleem is het enorme aantal fietsen dat niet meer in de stallingen past. Hier wordt in Utrecht en in Amsterdam een andere oplossing voor bedacht. Een fietsdeelsysteem is hier een voorbeeld van. De afgelopen paar jaar zijn er verschillende deelfietssystemen op de markt verschenen. “Toch heeft nog niks echt gewerkt”, stelt Van de Steenhoven. “Van deze fouten willen we leren.”

In samenwerking met een Deense start-up worden er op stations rondom Utrecht Science Park, het universiteitscomplex in Utrecht, deelfietsen geplaatst. “Gebruikers kunnen met hun mobiele telefoon een fiets ontsluiten”, legt hij uit. “Het bedrijf houdt in de gaten wie een fiets gebruikt en waar iemand naartoe gaat. Zo zijn er bijvoorbeeld minder zwerffietsen. Daarnaast levert het interessante data op over hoe mensen een deelfiets gebruiken en hoe bedrijven en de overheid dit het beste in kunnen zetten.”

Amsterdam

In Amsterdam gooien de onderzoekers het over een andere boeg. “We kunnen geen nieuwe, grote fietsenstallingen blijven bouwen, dus moeten we een oplossing zoeken om de bestaande stallingen beter te benutten”, zegt Van de Steenhoven. In dit hoofdstuk onderzoeken zij ook manieren om gewone fietsen te delen zodat deze minder lang stil staan in een stalling. “Het is interessant om dat te onderzoeken omdat fietsen natuurlijk zijn afgesteld op de gebruiker en mensen hun fiets vaak meerdere keren per dag nodig hebben.” Wat de uitkomst gaat zijn is volgens Van de Steenhoven nog even afwachten. Het is in ieder geval wel duidelijk dat er een oplossing moet komen voor de uitpuilende fietsenstallingen.

Snelfietsroutes

De fietsenstallingen zijn volgens de onderzoekers niet het enige probleem. Ook de fietspaden, vooral tussen gemeenten, kunnen beter. Ondanks dat Nederland voorop loopt in het aantal goede en veilige fietspaden, staatt in twee steden de aanleg van zogenaamde snelfietsroutes centraal. Op de Technische Universiteit in Eindhoven wordt een snelfietsroute tussen Tilburg en Waalwijk onderzocht. Ook Zwolle neemt een deel van dit onderzoek voor zijn rekening. Daar gaat het om een weg naar Dalfsen. “In Eindhoven kijken we vooral naar de beleving van fietsers op het gebied van bewegwijzering”, legt Van de Steenhoven uit. “Terwijl het in Zwolle meer gaat over de verwachting van gebruikers. Dit zorgt voor handvatten om het gebruik van de snelfietsroute te stimuleren.”

Volgens de onderzoeker is bewegwijzering een belangrijk element van de snelfietsroute. “Op de snelwegen wordt door middel van borden langs de weg heel duidelijk aangegeven wat de routes zijn. Ondanks de vele navigatiesystemen voelen mensen zich hier wel comfortabel bij.” Het logische doel van dit living lab is om een goede bewegwijzeringsysteem voor de snelfietsroute te ontwikkelen. Het gaat dan zowel op borden langs de weg als om apps waarin gebruikers routes kunnen bepalen.

Op de TU/e kijken onderzoekers daarnaast ook naar aansluiting van dergelijke regionale snelfietsroutes op de fietspaden binnen de gemeente. “Als mensen dan vanuit zo’n snelfietsroute de stad binnenkomen, dan willen ze ook gewoon makkelijk door kunnen fietsen”, stelt Van de Steenhoven. “In de stad zijn fietspaden toch drukker en meestal ook smaller, dus daar moet een goede oplossing voor worden bedacht.” Hierbij gaat het volgens Van Wesemael niet alleen om onderzoek naar de ruimtelijk indeling van een stad, maar ook het specifieke beleid rondom de aanleg van fietspaden.

De sociale kant van fietsen

Een tweede living lab in Zwolle richt zich meer op de sociale kant van fietsen en gezondheid van inwoners. “Er is een werkplaats opgezet in een achterstandswijk waar mensen voor weinig geld hun fiets kunnen laten repareren of zelfs een goedkope fiets kunnen kopen”, legt Van de Steenhoven uit. Het doel is om inwoners meer in beweging te laten komen. “We gaan monitoren of mensen inderdaad baat hebben bij deze aanpak.” Dit gebeurt onder andere door interviews met deelnemers. “Vergelijkbare projecten in Nederland kunnen dan geholpen worden met deze informatie.”

De onderzoekers willen de resultaten rondom de beleving van fietsers vertalen in richtlijnen voor beleidsmakers op verschillende niveaus. Dit is volgens hen interessant omdat het gaat om sociale en technische innovaties. “De living labs spelen hierbij ook een belangrijke rol omdat we praktisch onderzoek doen. Hierin nemen verschillende organisaties zoals de fietsersbond deel. Ook wordt er goed gekeken naar de wensen van gebruikers”, legt Van Wesemael uit. Dat kan voor beleidsmakers volgens hem heel waardevol zijn. “Op die manier kunnen de resultaten van de living labs ook in andere steden in Nederland en later in Europa gebruikt worden.”

Smart Cycling Futures maakt deel uit van het onderzoeksprogramma ‘Smart Urban Regions of the Future’ (SURF). Dit is het kennisprogramma van de departementen van Infrastructuur en Milieu (IenM) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), NWO, Platform31 en het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA op het gebied van slimme stedelijke regio’s. Onderzoekers en partijen uit de praktijk werken samen op het gebied van ruimte, wonen, bereikbaarheid, economie en bestuur in stedelijke regio’s. Van de Steenhoven: “Dit programma heeft het doel om wetenschap en praktijk met elkaar te verbinden. Daarnaast heeft de praktijk op deze manier ook invloed op de onderzoeksopzet en onderzoeksdoelen. Dat zijn belangrijke aspecten in Smart Cycling Futures.”