(c) Pixaby
Author profile picture

[UPDATE] Volgens onderzoekers van het Helmholtz-Zentrums für Infektionsforschung (HZI)  kan het coronavirus zich over veel grotere afstanden verspreiden dan gedacht.

Zij onderzochten samen met andere wetenschappelijke instituten in Duitsland de besmettingen bij Tönnies, een van de grootste vleesverwerkers van Duitsland. Daar raakte een groot aantal medewerkers besmet met het virus. Onbekend was tot dusver hoe dat mogelijk was. Uit het onderzoek kwam naar voren dat niet de volle onderkomens van de ingehuurde buitenlandse arbeidskrachten daaraan debet was.

De onderzoekers stelden vast dat een medewerker in een van de slachterijen een collega heeft besmet die 8 meter verderop aan het werk was. Dat kwam vooral door de omgevingsomstandigheden.

“Onze resultaten geven aan dat de omstandigheden van de slachterij – d.w.z. de lage temperatuur, de lage toevoer van verse lucht en de constante luchtcirculatie door het airconditioningsysteem in de hal, samen met het zware fysieke werk – de aërosoloverdracht van SARS-CoV-2-deeltjes over grotere afstanden hebben bevorderd”, zegt prof. Adam Grundhoff, co-auteur van het onderzoek. Een minimale afstand van 1,5 tot 3 meter is daarom waarschijnlijk niet overal voldoende.

Innovation Origins berichtte al eerder over het vermoeden van Duitse wetenschappers dat het virus zich over veel grotere afstanden kan verplaatsen dan gedacht.

Lees hieronder het oorspronkelijke artikel.

Wetenschappers zijn het nog steeds niet eens over de exacte routes waarlangs het coronavirus zich verspreidt. Via een druppelinfectie, contactbesmetting of ook via aërosolen in de lucht die we inademen. Verschillende virologen steunen de theorie van de zuivere druppelinfectie. Zij gaan ervan uit dat het onmogelijk is om bijvoorbeeld in de supermarkt besmet te raken. Dat zou dus uitsluitend door direct contact met een besmette persoon kunnen. Intussen zijn er echter steeds meer aanwijzingen dat het coronavirus veel langer in de lucht blijft dan eerder werd aangenomen.

Als iemand hoest, praat of niest, dan sproeit hij een straal druppels en aërosolen van verschillende grootte uit die in de lucht worden verspreid. Als een persoon geïnfecteerd is met corona, bevatten al deze druppels en aërosols mogelijk virussen. In verschillende projecten hebben onderzoekers van de TU Berlijn nu onderzocht of en hoe snel deze deeltjes naar de grond zakken, hoe ver ze zich verspreiden, of ze in de lucht blijven of dat ze ergens neerslaan.

“In verschillende projecten onderzoeken we de aanwezigheidsduur van ziekteverwekkers in de lucht onder de meest uiteenlopende omstandigheden”, legt Prof. Dr. Martin Kriegel uit. Hij is hoofd van het Hermann Rietschel Instituut aan de TU Berlijn.

Verspreiding afhankelijk van grootte en randvoorwaarden

“Voor het coronavirus lijkt het erop dat zowel druppelinfectie als overdracht door de lucht, d.w.z. via aërosolen, relevant zijn”, aldus Kriegel. De druppelinfectie vindt plaats via virussen die vanuit een druppel speeksel rechtstreeks op de slijmvliezen van een ander persoon worden overgebracht. In het geval van een infectie via aërosolen komen de virusdeeltjes daarentegen rechtstreeks in de luchtwegen terecht. De grootte van de draagstofaërosolen is bepalend voor het gedrag van virussen in de lucht. Maar belangrijk is ook het ruimteklimaat, de airconditioning en de manier waarop de ruimten worden geventileerd. “Grotere deeltjes zinken sneller naar de grond. Kleinere deeltjes volgen de luchtstroom en kunnen lang in de lucht blijven”.

Volgens de wetenschappers verloopt de verspreiding in de ruimte in twee stappen. Eerst wordt door hoesten of niezen een deeltjesstroom gecreëerd, die de lucht in de ruimte binnendringt en er zich vervolgens steeds meer mee vermengt. Het verloop van deze straal hangt af van verschillende randvoorwaarden. Snelheid, turbulentie, temperatuurverschil tussen de straal en de omgevingslucht en het verschil in luchtvochtigheid. “Zodra de straal volledig is vermengd met de omgevingslucht, vindt de distributie plaats”, legt Kriegel uit. “De kleinere deeltjes volgen grotendeels de luchtstroom in de ruimte, terwijl de grotere deeltjes naar de grond zakken. Het feit dat mensen alleen zeer grote deeltjes uitstoten als ze niezen, wordt vaak genegeerd. Bij normaal spraakgebruik en hoesten ontstaan bijna uitsluitend kleine aërosolen.”

De onderzoekers hebben daarom ook de zogenaamde sedimentatietijd (depositietijd) van deeltjes van verschillende grootteklassen gemeten. Het bleek dat kleine deeltjes (0,5 tot 3 μm) na een meettijd van 20 minuten nog bijna volledig in de lucht aanwezig waren. Er kon geen of slechts een zeer kleine afzetting van deze deeltjes worden gedetecteerd. Van de middelgrote deeltjes (3 tot 10 μm) was na 20 minuten nog meer dan 50 procent in de lucht aanwezig. En een andere studie toonde aan dat nog grotere druppels (groter dan 60 μm) zich onder bepaalde omstandigheden tot ver in de ruimte kunnen verspreiden.

Nagebouwd kantoor

Nu langzamerhand mensen weer naar hun werk gaan, hebben de onderzoekers de deeltjesverspreiding gesimuleerd in een kantoor met vier personen, met en zonder mechanische ventilatie. “Dit toont aan dat vooral kleinere deeltjes onder de 50 μm zich zonder mechanische ventilatie ver in de ruimte verspreiden en daar lang blijven. Daarentegen verspreiden deeltjes tussen 5 en 20 μm zich minder breed in een ruimte met mechanische ventilatie en worden ze voor een groot deel afgevoerd”, aldus Kriegel.

De doorslaggevende vragen die de wetenschappers vervolgens willen ophelderen zijn: “hoe groot moeten de SARS-CoV-2-deeltjes zijn om nog besmettelijk te zijn en hoe kan de verblijftijd van deze deeltjesgrootte worden beïnvloed door gerichte luchttoevoer- en luchtafvoersystemen of zelfs door een eenvoudige ventilatie van ruimtes”, benadrukt Kriegel. “Ook het ruimteklimaat speelt hier een rol, omdat aërosolen door verdamping zeer snel kleiner worden en zich dan anders gedragen. In principe kan worden gesteld dat bij een typische luchtverversing in woon- en kantoorgebouwen de ziekteverwekkers urenlang in de kamer blijven. Elke verhoging van de toevoer van verse lucht is daarom over het algemeen verstandig”.