Je moet even omdenken. Niet Parijs is de Europese hoofdstad van de mode, en ook Milaan is dat niet. Het centrum ligt in Bologna (Midden-Italië). De stad is in elk geval de belangrijkste plek waar Pronto Moda wordt gemaakt en gedistribueerd.
Pronto Moda is een methode waarbij confectiekleding ter plekke en binnen korte tijd wordt geproduceerd in meestal kleine hoeveelheden. Deze typisch Italiaanse werkwijze bestaat al decennia, maar is door de vraag naar maatschappelijk verantwoord ondernemen weer helemaal in de mode, om het zo te zeggen.
Tegenhanger van fast fashion
Pronto Moda is weliswaar ook gebaseerd op de snelheid van productie en distributie, maar het draait hier eveneens om kernbegrippen als kleinschaligheid, lokale productie en kwaliteit. Fast fashion en Pronto Moda staan in verhouding als fast food tot slow food (dat in Italië ook Bologna als centrum heeft). “Pronto Moda is het absolute tegengestelde van fast fashion”, haast Piero Scandellari te zeggen als we hem spreken in Bologna.
Scandellari is de baas van Centergross, Europa’s grootste ‘hub’ van Pronto Moda. “Onze manier van werken is gebaseerd op duurzaamheid. Massa- en overproductie wordt tegengegaan”. Omdat de producten lokaal worden geproduceerd, is Pronto Moda ook in die zin duurzamer.
Centergross
Centergross ontstond in het verre 1976 als productie- en distributiecentrum voor de kledingbranche. Het was in eerste instantie bedoeld voor groothandelaars ofwel grossiers, vandaar die (niet-sexy) naam. Nog steeds is Centergross er niet voor de consument, maar voor agenten en modewinkels. Met een miljoen vierkante meter oppervlakte is het terrein het grootste Europese centrum voor Pronto Moda. Zo’n 700 modemerken en textielondernemingen hebben op dit terrein er hun vestiging.
Hier, op zo’n twaalf kilometer van Bologna, wordt ontworpen en hier (en in de omgeving) wordt geproduceerd. Dagelijks bezoeken tienduizend agenten en middenstanders de showrooms van de verschillende producenten om kleding in te kopen die onmiddellijk of binnen korte tijd leverbaar is.
Inkopers bij Centergross hebben als bijkomend voordeel dat de collecties voortdurend worden aangevuld met nieuwe ontwerpen zonder dat ze in hun winkel voorraden hoeven aan te leggen. Dat scheelt in de kosten voor opslag en legt minder druk op de financiële balans.
Wie Bologna links laat liggen, koopt traditioneel gezien twee keer per jaar een collectie in. De winkelier betaalt dan meestal vooruit of doet een aanbetaling voor goederen die pas maanden later over de toonbank gaan (of in de uitverkoop belanden). Winkels met Pronto Moda-inventaris zijn ook minder afhankelijk van de halfjaarlijkse uitverkoop.
Imperial
Imperial is een van de bedrijven op Centergross. Het bedrijf bezit een 6000 m2 grote showroom. Op de eerste verdieping wordt de collectie ontworpen en ook geproduceerd. Op de benedenetage staan rekken vol kleding die direct kan worden ingekocht en meegenomen door de agent of winkelier. “Zeker in het begin moet de klant toch wel onze showroom bezoeken,” vertelt Daniele Belotti, een van de directeuren van Imperial.
Als de winkelier of andere inkoper weet wat voor soort kleding Imperial maakt, kunnen bestellingen ook online worden gedaan. “Als we een ontwerp hebben wordt het naar de productiehal gezonden. De eerste stukken kunnen dezelfde dag al worden gemaakt,” vertelt een van de negen styllisten van Imperial.
Italiaans design
De collecties die de meeste bedrijven op Centergross aanbieden kosten meer dan bij H&M en dergelijke modeketens. Bij fast fashionketen Mango koop je een cardigan voor 29,99 euro (gemaakt van 57% viscose en 43% polyester), bij Imperial heb je een soortgelijke cardigan (52% viscone, 26% polyester en 22% polyamide) voor 59,90. Het verschil zit hem in de kleinere schaal, lokale productie en daarmee een lagere koolstofdioxide-uitstoot én Italiaans design. Het is aan de winkelier en de consument om het verschil te begrijpen.
‘Groene’ rollen stof
De stoffen die Imperial gebruikt komen ook uit landen van de fast fashion (zoals Vietnam en Bangladesh). Daar is weinig aan te doen, omdat sommige grondstoffen (katoen, zijde) nou eenmaal nauwelijks in Europa beschikbaar zijn. Wel proberen bedrijven duurzamer te produceren, of deelnemer te zijn aan een ‘groene’ supply chain.
Op Centergross is Argomenti Tessile een belangrijke speler. “Wij hebben sinds een paar jaar een lijn van duurzame stoffen die over de gehele linie is gecertificeerd”, vertelt Michele Bentivogli, directeur-eigenaar van Argomenti Tessili. Op weg naar zijn kantoor op de eerste verdieping kom je langs honderden, misschien duizend textielrollen, in alle denkbare kleuren, prints en materiaalsoorten. Niet alle rollen zijn ‘groen’, maar elk jaar meer. Elke stap in het duurzame productieproces is aan strenge regels onderworpen. Die gelden niet alleen voor Bentivogli, maar voor alle ketens binnen het proces, zoals de grondstofproducent, de spinnerij en de weverij.
Het hele proces wordt door internationale keuringsinstellingen gecheckt. Argomenti Tessili is aangesloten bij de Global Organic Textile Standard (GOTS), de Global Recycle Standard (voor stof die afkomstig is van recycled materiaal) en bij een een keuringsorganisatie wat betreft bosbeheercertificering (natuurlijke garen). “Dit proces kost 30 tot 40 procent meer dan het produceren van niet-duurzame stoffen”, zegt Bentivogli. De kosten zitten hem onder meer in aanpassing van productiefaciliteiten, het opleiden van personeel en ook de certificering zelf die wel 10.000 euro per jaar kan bedragen.
Bentivogli is heel eerlijk als hij zegt dat hij gestart is met de productie van zijn groen gecertificeerde stoffen, omdat zijn klanten dat eisten. “Ik lever aan Dior, Gucci, Armani en andere producenten van de haute culture, en die willen alleen nog maar duurzame stoffen. Maar merken onder deze hoge range willen er niet aan, omdat de kosten zo hoog zijn”.
‘We hebben geen tweede planeet’
Ook modeontwerpster en onderneemster Katia Giannini gooit het sinds kort over een andere boeg. Voor het tweede opvolgende seizoen breng ze winterjassen op de markt afkomstig van gerecycled wol. Dat doet ze onder een nieuw label, dat ‘Privé’ heet.
De ontwerpster brengt al dertig jaar onder haar eigen naam en onder het merk Katia G. kleding op de markt in het middelhoge segment. “We hebben geen tweede planeet”, verklaart Giannini de keus om in ‘groen’ te gaan. “We hebben een lijn kunnen uitzetten, waarbij alle aspecten milieuvriendelijk zijn, van certificering tot gerecycled communicatiemateriaal.”
Het gerecycled materiaal dat Giannini gebruikt komt uit Prato, een stad in Toscane die honderd kilometer zuidelijker ligt. Prato is van oudsher bekend om zijn cenciaioli, voddenboeren, en het sorteren en recycleren van vodden is er nog steeds een belangrijke industrie. Het is ook een industrie met toekomst.
Het proces ziet er in het kort zo uit: na het sorteren wordt de voering uitgetrokken en de ritsen, knopen, elastieken en alle andere accessoires verwijderd. De lappen worden verhit om alle vuil en andere onzuiverheden te elimineren, vervolgens gewassen en uitgerafeld. De lompen worden teruggebracht in de toestand van vezel die klaar is om te worden verwerkt. “Voor elke kilo nieuwe wol wordt negen kilo aan CO2 opgwekt, een kilo teruggewonnen wol is goed voor maar een halve kilo CO2-verontreiniging”, zegt Giannini.
Lees ook hoe Gucci katoen op een duurzame manier wil laten telen
En hoe een Siciliaans bedrijf kleding maakt van citrusafval