De usual suspects vinden hun weg vaak wel naar de Technische Universiteit, de lijntjes zijn kort. Ze co-funden onderzoek, steunen onderwijsprojecten of trekken talent aan. Maar hoe zit dat dan met kleinere bedrijven en toeleveranciers? Blijft voor hen de deur gesloten?
Op de Campus van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) in ieder geval niet vertelt Hans van Dinteren. Hij is van het TU/e Innovation Lab, de valorisatiedienst van de universiteit waar in samenwerking met bedrijven de op de TU/e ontwikkelde kennis naar de markt en maatschappij wordt gebracht. Als directeur van het SURE Innovation programma koppelen hij en zijn collega’s excellente masterstudenten aan technische bedrijven. “Voor toeleveranciers is het van groot belang om mee te blijven gaan met de snelheid van innovatie, hiervoor is goede kennis essentieel. Met TU/e SURE Innovation bieden we dat op een laagdrempelige manier aan.”
Het slaan van bruggen tussen MKI’s (midden en kleine industrie) en kennisinstellingen is van groot belang voor de bv Nederland.Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink, Voorzitter FME
Dat laagdrempelige was precies wat Kees de Schipper zocht voor het ledenevenement van NEVAT, een brancheorganisatie van toeleveranciers,. “Wij zijn een echte verbinder, door combinaties aan te gaan hopen we innovatie te versnellen en de concurrentiepositie van onze leden te verbeteren. Hiervoor gaan we samenwerkingen aan uit ons netwerk van kennisinstellingen, MKB en industrie. Zo zijn we bij de TU/e terecht gekomen, we zien hierin nog volop kansen voor onze leden.”
Dat samenwerken met universiteiten alleen voor de grote bedrijven is weggelegd is iets achterhaalds vindt ook Katja Pahnke. Zij is van High Tech System Center (HTCS). Hier bedenken ze oplossingen voor de industrie, doen onderzoek en komen met innovatieve ideeën. “Juist door nauw samen te werken met de industrie, zowel OEM-bedrijven als SME-bedrijven zie je wat er speelt en kun je daarop inspelen. Iedereen moet van elkaar profiteren en van elkaar leren om door te blijven innoveren.”
Ton Peijnenburg werkt naast VDL ook een dag per week als fellow bij HTSC en vult aan: “Hartstikke leuk als een grote speler state of the art contaminatie controle heeft, maar als iemand in de keten dat niet heeft en daar zijn de processen niet schoon, dan wordt het product dat ze leveren uiteindelijk niet zo goed als het had kunnen zijn. Dat is zonde. Bij HTSC proberen we het academisch denken in de industrie te vergroten.” Dit is lastig volgens Peijnenburg omdat het in de industrie veel over system design gaat en hierover wordt weinig gepubliceerd in wetenschappelijke onderzoeken.
Tekst gaat verder onder de video.
“We moeten een balans vinden tussen ontwerpen en publiceren. Door in multidisciplinaire teams te werken kunnen vakgebieden elkaar versterken en uitdagen om tot nieuwe inzichten en oplossingen te komen. Sommige technologieën zijn er al. Bijvoorbeeld plasmacleaning van varkensstallen waardoor de luchtverontreiniging afneemt, maar deze technieken zijn voor de industrie nog te duur om massaal toe te passen. De volgende stap is de toegankelijkheid ervan vergroten.”
Peijnenburg is van mening dat software een steeds bepalendere rol gaat krijgen: “Een goed voorbeeld is de auto: het duurt niet lang meer en dan zit er voor meer dan 100 miljoen regels code in. Maar alle hardware moet wel met elkaar blijven werken. Hierin wordt steeds de hete aardappel doorgegeven, want als iemand iets verandert aan een regel, kan het kaartenhuis zo instorten en werkt de auto niet meer. Daarover moeten we met z’n allen goed nadenken. Maar die denkwijze ligt ons in Nederland wel, krachten bundelen en van elkaar willen leren.”
Dat is iets wat de markt op dit moment nodig heeft, geeft Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink, voorzitter van FME (ondernemersorganisatie voor technologische industrie) aan. “Het slaan van bruggen tussen MKI’s (midden en kleine industrie) en kennisinstellingen is van groot belang voor de bv Nederland. Het gebeurt nog te weinig, maar je ziet wel dat de markt hier steeds meer om vraagt. Een paar dagen geleden was ik op bezoek bij een bedrijf dat een R&D team van 25 ingenieurs heeft aangenomen, dat juich ik alleen maar toe. Maar ook bedrijven die samen met klanten ontwikkelen. We beseffen dat vaak niet, maar dat is iets dat Nederland uniek maakt. Kijk maar naar de Brainport regio, hier is het triple helix denken praktisch uitgevonden, in China staan die pijlers los van elkaar. Daarom is samenwerken van cruciaal belangrijk om kansen te pakken in de digitale slag, hierdoor kun je blijven innoveren.” Ook NEVAT voorzitter Kees de Schipper hoopt op nieuwe matches: “Het zou toch wel gaaf zijn als er vandaag een samenwerking tussen de TU/e en één van onze leden ontstaat?”