Author profile picture

Een shirtje gemaakt van de vlokken van zure melk klinkt niet heel erg fris. Toch is dit precies wat microbioloog en mode-ontwerper Anke Domaske doet. Zij ontwikkelde een duurzame methode om de caseïne die in de melkvlokken zitten, eruit te krijgen. In het best gelezen artikel van afgelopen week legt Domaske uit dat de methode een beetje is als koken. Een speciaal recept met de vlokken gaat met andere ingrediënten zoals bijenwas, tarwezemelen en water bij elkaar en vormen samen een soort deeg. Dit gaat vervolgens door een grote pasta-machine met kleine gaatjes, maar in plaats van pasta komen er textielvezels uit de machine.

De techniek om van melkeiwit een textielvezel te maken is niet nieuw. Volgens Jantiene van Elk, bibliothecaris bij het Textielmuseum in Tilburg, wordt dit al vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw gebruikt. “Normaal gesproken zou ik naar een boek verwijzen”, lacht Van Elk door de telefoon. Nu legt ze uit: “Dit is een half-synthetische vezel en wordt gebruikt als vervanging van wol. Melkwol is veel zachter dan wol. Via allerlei stappen en chemische papjes wordt van het melkeiwit een lange vezel gemaakt.”

Wat wat wel nieuw is aan het ‘recept’ van Domaske is dat er geen chemicaliën aan te pas komen. Ook de grondstof die de basis vormt voor het textiel wordt normaal gesproken weggegooid. De Universiteit van Berlijn onderzocht dat Duitsers gezamenlijk ongeveer twee miljoen ton per jaar aan melk in de vuilnisbak gooien. En ook Nederlanders kunnen er wat van. Volgens cijfers van Milieu Centraal spoelden zij in 2019 zo’n 10 liter melk en zuiveldrank (per persoon) door de gootsteen. Zonde, want hier had Domaske wel raad mee geweten.

Cellulosepulp

Maar de meeste stoffen worden volgens Van Elk gemaakt van cellulosepulp. “Je hebt natuurlijke cellulose uit planten – waarvan katoen de bekendste is – en bomen. Hiervoor gebruikt de industrie allerlei soorten houtsnippers. Maar je kunt ook cellulose uit bamboe halen. Dan heb je nog de synthetische cellulose uit bewerkingen van aardolie – Sinds de jaren vijftig zijn hier allerlei varianten op uitgevonden. Maar of je nu natuurlijke cellulose of synthetische gebruikt, de pulp wordt pas een textielvezel na allerlei stappen en chemische papjes.”

Kan dat niet duurzamer? Zeker, want wat dacht je van Jalila Essaidi, die niet alleen een ijzersterke vezel gebaseerd op spinnenzijde ontwikkelde, maar ook kleding maakt van koeienpoep. Of check designer Billie van Katwijk met haar tassen gemaakt van koeienmagen. Allebei deze grondstoffen worden over het algemeen gezien als afval en krijgen zelden tot nooit een tweede leven.

Hetzelfde geldt voor overtollige algen die uit meertjes worden gevist of aanspoelen op het strand. Maar ook daar kun je textielvezels van maken, bewijst ontwerper Tjeerd Veenhoven. In 2015 kreeg hij de Global Impact prijs – een aanmoedigingsprijs voor circulaire innovatie in de kledingindustrie. “Moeder natuur heeft ons met katoen een heel erg mooi vezeltje gegeven”, vertelt Veenhoven. “Maar op de manier waarop we er nu mee omgaan, is er zo ongelooflijk veel van nodig. Dat is gewoon niet meer houdbaar.”

Alternatief voor nuttige grond

Het begon allemaal in een grote badkuip waar Veenhoven de algen liet fermenteren. Vervolgens droogde hij ze en ondergingen ongeveer dezelfde behandeling als reguliere cellulose, met chemicaliën dus. “Ja, ik weet het. Ik wilde een alternatief vinden voor de katoenteelt. Steeds grotere gebieden grond overal ter wereld worden gereserveerd voor katoenteelt. Om de oogst van deze gewassen op peil te houden, gebruiken plantagehouders naast ontzettend veel water, ook bestrijdingsmiddelen en andere pesticiden. Op internet vind je foto’s van meren in China die in de afgelopen twintig jaar compleet zijn opgedroogd door de katoenteelt. Cellulose hoeft niet perse uit de katoenplant te komen. Het komt overal ter wereld voor. Ook in algen, op deze manier kan nuttige landbouwgrond ergens anders voor worden gebruikt.”

Maar ondanks het alternatief dat Veenhoven in handen heeft, is zijn ‘algenstof’ op dit moment (nog) niet in productie. De methode om de cellulose uit de algen te krijgen, is te duur. “Op dit moment is het verhaal sterker dan de business case. Maar ik ben zeker niet pessimistisch. Ik ben niet de enige die hiermee bezig is. Steeds meer start-ups – die veel verder zijn dan ik – komen met duurzamere alternatieven. Ze worden ook steeds vaker door de grote merken overgenomen, dat maakt echt wel impact. Omdat de grote merken actief zijn in heel de keten.”

Zelf heeft hij het ook nog niet opgegeven. Want om van de chemicaliën af te komen die Veenhoven gebruikt bij het proces, onderzoekt hij of de cellulose ook op een natuurlijke wijze uit de algen kan krijgen. “Enzymen vind je al miljoenen jaren op aarde terug. Ze halen op een natuurlijke manier systemen uit elkaar. Zo werkt de spijsvertering ook. Het is een beetje zoeken want ieder systeem heeft z’n eigen enzymen.”

Natuurlijk afbreken van systemen

Het gebruik van enzymen ten opzichte van chemicaliën heeft een aantal andere voordelen. Zo kun je de natuurlijke scheidingssystemen steeds opnieuw gebruiken. Veenhoven: “Je hoeft de enzymen alleen maar in leven te houden, maar dat is in principe niet zo moeilijk. Op kamertemperatuur doen ze hun werk prima. Anders dan chemische processen waar vaak hitte voor nodig is. Dus onze methode zal veel energiezuiniger zijn.”

Veenhoven denkt alleen dat het nog wel vijf tot tien jaar duurt voor de volledige kledingindustrie is overgestapt op duurzamere alternatieven voor het katoenplantje. “Veel processen zitten net onder de drempel van implementatie. Het gaat om vinden van een juiste business case. Vanuit de industrie is er ook steeds meer vraag naar en consumenten gaan steeds bewuster met kleding om. Maar verandering heeft tijd nodig.”